- Volgens het CBS en onderzoeksinstituut TNO had 65 procent van alle zzp’ers aan het begin van dit jaar een financiële voorziening getroffen tegen arbeidsongeschiktheid.
- Zzp’ers kiezen vaak niet voor een verzekering om financiële redenen.
- 37 procent van de zzp’ers geeft aan terug te kunnen vallen op spaargeld of beleggingen, mochten zij hun werk onverhoopt niet langer kunnen uitvoeren.
- Lees ook: Nederlandse uitzendbedrijven krijgen het zwaarder: minder vraag en flexwerker is liever zzp’er dan uitzendkracht
Zelfstandig ondernemers lijken financieel iets meer rekening te houden met het risico dat zij arbeidsongeschikt kunnen raken.
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en onderzoeksinstituut TNO had 65 procent van alle zzp’ers aan het begin van dit jaar hiertegen een financiële voorziening getroffen. Dat is een lichte stijging ten opzichte van 2021.
Toen gaf 63 procent van de ondervraagden aan zich in te dekken tegen arbeidsongeschiktheid, in 2019 was dat 59 procent. Dat doen zij bijvoorbeeld door een verzekering af te sluiten of zich aan te melden bij een broodfonds.
De cijfers komen naar voren uit de Zelfstandigen Enquête Arbeid, een tweejaarlijks onderzoek van het CBS en TNO waar 6800 zzp’ers aan meededen.
Zelfstandigen zijn niet verplicht verzekerd te zijn tegen arbeidsongeschiktheid, in tegenstelling tot werknemers. Het aandeel dat zich desondanks toch laat verzekeren is sinds 2019 gelijk gebleven op ongeveer een vijfde, constateert het CBS.
De meeste zzp’ers (37 procent) geven aan terug te kunnen vallen op spaargeld of beleggingen, mochten zij hun werk onverhoopt niet langer kunnen uitvoeren.
De reden dat veel mensen niet kiezen voor een verzekering, is vaak financieel van aard. Zo gaf 46 procent van de ondervraagden aan dat de kosten van een verzekering niet opwegen tegen de baten. Iets meer dan drie op de tien zzp’ers zei de premie voor een dergelijke verzekering niet te kunnen betalen.
Het kabinet was voornemens om de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen verplicht te maken. Een wetsvoorstel daarvoor zou naar verwachting in het voorjaar van 2024 naar de Tweede Kamer gaan. Maar met de val van kabinet Rutte IV is het onduidelijk in hoeverre die plannen stand houden.