Zelfs de meest optimistische belegger weet het: er zit een luchtje aan de
beurshausse van de afgelopen jaren. De lucht van geld, om precies te zijn.
Na het knappen van de internetzeepbel in 2001, zetten de belangrijkste
centrale banken van de wereld de geldkraan wijd open. De rente werd zo laag
gehouden dat geld feitelijk gratis was. Het gevolg is dat de wereldeconomie
tot de dag van vandaag overstroomd wordt met liquiditeiten. In het
eurogebied ligt de geldgroei zelfs boven de tien procent.

In principe hoeft de hoeveelheid geld die in omloop is niet sneller te
groeien dan de economie zelf. Bij de huidige economische groei van drie
procent in het eurogebied, en een inflatie van twee procent, zou een
geldgroei van vijf procent dus voldoende moeten zijn. In werkelijkheid was
het meer dan het dubbele.

Die overvloed aan geld heeft zich een weg gebaand naar de aandelenmarkt
en geleid tot een wereldwijde wedstrijd zeepbellenblazen op de beurs. Zo
luidt althans de gangbare theorie onder beursanalisten. Zodra de geldgroei
afneemt, zullen de koersen weer inzakken, vreest men. Vandaar dat een
verstandige belegger – hoe optimistisch ook – continu een oog op de
geldmarkt gericht houdt. En vandaar dat de markt de afgelopen maanden zo
heftig reageert op iedere snipper nieuws van de Europese Centrale Bank (ECB)
of de Amerikaanse Federal Reserve. Gaat de rente sneller omhoog dan
verwacht? Dan nu meteen aandelen verkopen!

Tot nu toe was dat echter geen bijster goed advies. Terwijl de centrale banken
de afgelopen twee jaar met regelmatige renteverhogingen de monetaire
duimschroeven al strakker probeerden aan te draaien, duurde de beurseuforie
voort. Een paradox? Niet volgens economen van Deutsche Bank. In een recente
studie stellen zij dat het logisch is dat de beursen niet heftig hebben
gereageerd op de rentestappen van de ECB en de Fed. Ook andere financiële
markten negeren immers het beleid van de centrale banken. Ondanks de vele
renteverhogingen van de ECB en de Fed blijven de financiële markten
liquiditeit spuien. Zolang het rentebeleid niet leidt tot daling van de
geldgroei, hoeven beleggers zich niet al te veel zorgen te maken. Zonder
credit-crunch geen beurskrach.

Maar beleggers moeten zich niet rijk rekenen, waarschuwen de Duitse
economen. De geldhoeveelheid mag dan nog steeds hard groeien, verandering is
op til. Het belangrijkste signaal daarvoor is dat de geldhoeveelheid alleen
nog maar hard groeit, als je een ruime definitie van ‘geld’ gebruikt. Als
alleen wordt gekeken naar geld aangehouden in de vorm van bankbiljetten en
girorekeningen, dan is de wereldwijde geldgroei het afgelopen jaar sterk
gedaald, van meer dan acht procent per jaar, naar nauwelijks meer dan 2
procent. Alleen volgens de ruime definitie van ‘geld’, waarbij bijvoorbeeld
ook spaargeld dat voor minder dan twee jaar is vastgezet, wordt meegenomen,
is de mondiale geldgroei nog excessief.

Voor wie gelooft dat de hoge geldgroei van de afgelopen jaren de
belangrijkste oorzaak van de stijgende beurskoersen was, is dat slecht
nieuws. Als de groei van het korte spaargeld ook afneemt, komt de
geldmachine tot stilstand, en knapt de zeepbel op de beurs. De eerste
tekenen zijn weinig hoopgevend. De rente op langlopend schuldpapier is de
afgelopen dagen snel opgelopen. Het rendement op tienjarige staatsobligaties
nadert het hoogste niveau sinds 2002. Geld lang wegzetten wordt daardoor
steeds aantrekkelijker. Het sprookje van het gratis geld nadert het einde.
En het beurssprookje wellicht ook.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl