Staatsbezoeken met Willem-Alexander in de gelederen waren de afgelopen jaren opvallend vaak gericht op olie- en gasrijke staten in Azië en het Midden-Oosten.
Oranje is goed voor de internationale handel. Een Nederlandse vorst(in) opent in het buitenland immers deuren voor ondernemers die anders niet altijd even gemakkelijk open gaan. Zo luidt de volkswijsheid althans.
Willem-Alexander reisde de afgelopen jaren al veelvuldig mee met koningin Beatrix op buitenlandse staatsbezoeken, een opstapje naar het koningschap.
Vanaf maart 2011 bezochten de Oranjes respectievelijk Qatar, Duitsland, de Verenigde Arabische Emiraten, Oman, Luxemburg, Brunei en Singapore. Op Luxemburg na waren de aanstaande koning en zijn vrouw telkens aanwezig.
Saillant detail in deze reeks: van de zeven bezochte landen waren er vijf belangrijke energielanden, met in het geval van Qatar, Brunei, de Verenigde Arabische Emiraten en Singapore een sterke presentie van Royal Dutch Shell, voorheen bekend als Koninklijke Olie.
Economisch voordeel?
De staatsbezoeken van de Oranjes worden vaak gezien als financiële rechtvaardiging voor de hoge kosten van het koningshuis. Daar is ook onderzoek naar gedaan, maar vergelijkbare cijfers over zowel de totale kosten van het koningshuis als de opbrengsten van de staatsbezoeken ontbreken.
Uit een onderzoek van regioplan uit 2011 naar de effecten van economische missies, blijkt dat ruim de helft van de deelnemende bedrijven aangeeft economisch voordeel uit de deelname te hebben behaald. Van de ondervraagde bedrijven die de missie succesvol achtten, geeft ruim tweederde aan dit te danken te hebben aan de contacten van Nederlandse bewindspersonen. De rol van het Koninklijk Huis wordt niet gespecificeerd.
Volgens de meest recente beleggersbarometer van ING denkt in ieder geval 55 procent van de beleggers dat handelsmissies profiteren van de aanwezigheid van leden van het Koninklijk Huis.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl