“Het valt mee.” Met die woorden vatte econoom Michiel Vergeer van het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS) de nieuwste
werkloosheidcijfers
donderdag samen. Tussen mei en augustus kwamen er –
gecorrigeerd voor seizoensinvloeden – nauwelijks werklozen bij.

Over het afgelopen jaar gemeten liep de werkloosheid met 78 duizend personen
op. Veel minder dan gevreesd.

Op dat goede nieuws kunnen alle beroepspessimisten hun tanden stuk bijten. De
recessie – de dieptste is bijna tachtig jaar – is al weer bijna voorbij en
bijna iedereen houdt gewoon zijn of haar baan.

Hoge prijs
Maar hoe goed zijn de werkloosheidcijfers eigenlijk? De stabiele werkloosheid
heeft een hoge prijs.

Het sommetje is simpel. Het afgelopen jaar daalde de totale productie van de
Nederlandse economie met 5,1 procent. In 2008 bedroeg de werkzame
beroepsbevolking in Nederland 7,4 miljoen personen.

Als de werkloosheid evenredig was opgelopen met de daling van de productie,
dan hadden in het afgelopen jaar 378 duizend mensen hun baan moeten
verliezen - dat is driehonderdduizend meer dan het feitelijke getal.

Natuurlijk, er zullen mensen zijn die, afgeschrokken door de crisisverhalen,
zich helemaal niet meer aanbieden op de arbeidsmarkt. Daardoor valt het
officiële werkloosheidcijfer wat lager uit. Bovendien blijven sommige
arbeidsintensieve sectoren als zorg en onderwijs buiten schot. Ook dat drukt
de werkloosheid. Maar hiermee zijn de driehonderdduizend ‘verdwenen
werklozen’ niet weg te redeneren.

Griezelig percentage
Nederland produceert veel minder dan een jaar geleden, met nauwelijks minder
mensen. Met andere woorden: de arbeidsproductiviteit is enorm gedaald.

Ook dat sommetje is eenvoudig. De werkloosheid liep met ongeveer een procent
op, de economie kromp grofweg vijf procent, dus de productiviteit van de
gemiddelde Nederlander daalde met vier procent.

Een griezelig percentage, want het betekent dat de Nederlandse economie in één
jaar tijd vier procent inefficiënter is geworden.

Winstmarges gekrompen
Wie draait er op voor deze inefficiëntie? Allereerst de bedrijven. Zij houden
per eenheid productie blijkbaar meer mensen in dienst dan een jaar geleden.

Mensen ontslaan is in Nederland nu eenmaal niet eenvoudig. De loonkosten zijn
daardoor minder snel afgenomen dan de omzet, dus de winstmarges zijn
gekrompen.

Later in deze economische cyclus zal dat een snel herstel van de economie in
de weg staan. Bedrijven zijn dan leeggebloed en kunnen moeilijk nieuwe
investeringen doen.

In de VS loopt aan het begin van iedere recessie de werkloosheid juist sneller
op dan de productie daalt. De arbeidsproductiviteit stijgt, winsten kunnen
herstellen en investeringen komen weer op gang. Amerikaanse recessies zijn
daarom diep, maar kort.

In Nederland zijn ze minder diep, want veel mensen houden hun baan en blijven
consumeren, maar duren een eeuwigheid omdat bedrijven minder vitaal worden.

Deeltijd-WW
Maar tijdens deze crisis betalen niet alleen bedrijven de prijs. Ook de
premie- en belastingbetaler wordt aangeslagen.

Dankzij de deeltijd-WW van minister Piet Hein Donner kunnen bedrijven
personeel ‘parttime ontslaan’, zonder dat het officiële werkloosheidcijfer
oploopt.

Voor hoeveel werknemers door deze regeling echt ontslag is voorkomen, is niet
duidelijk. Het Ministerie van Sociale Zaken rapporteert sporadisch over
deeltijd-WW. De laatste keer was begin juli. Toen maakten twintigduizend
werknemers gebruik van de regeling, maar dat zal intussen flink zijn
opgelopen.

Loonkostensubsidie
Het loonverlies van deze werknemers wordt grotendeels aangevuld uit de
WW-pot. Donner heeft er bijna een miljard euro voor klaargelegd. Het geld is
weinig anders dan een loonkostensubsidie voor de werkgever, en maakt de
gedaalde arbeidsproductiviteit voor bedrijven iets dragelijker.

Op kosten van Donner. Of beter: op kosten van alle Nederlanders die WW-premie
betalen.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl