DNA-onderzoekers hebben de genetische basis van de antisociale persoonlijkheidsstoornis (AsPS) gevonden, denken ze. “Maar,” voegen ze er meteen aan toe, “wat AsPS is, is onduidelijk.”

Gevangenen schijnen belangrijke karaktertrekjes gemeen te hebben: ze kunnen zich niet conformeren, zijn impulsief, agressief, roekeloos, onverantwoordelijk, ze betalen hun rekeningen niet, maar zijn wel goed in het mooipraten van al die dingen.

De overkoepelende term: antisociale persoonlijkheidsstoornis (antisocial personality disorder, AsPS). En dat heeft bijna de helft van de mannelijke gevangenen, bleek begin deze eeuw uit onderzoek onder gevangenen in twaalf landen. Pluk je een willekeurige groep van honderd mannen (of vrouwen) van de straat, dan ligt dat percentage veel lager dan onder gevangenispopulaties.

Begin deze maand gepubliceerd onderzoek onder Finse gevangenen legt een verband tussen genen die een rol kunnen spelen bij AsPS, en dus indirect ook met criminaliteit.

Een internationaal team van onderzoekers heeft namelijk een database met psychologische tests en genetisch materiaal van 794 Finse gevangenen tussen 2010 en 2011 onder de loep genomen. 568 gevangen testten positief op AsPS. Het genenmateriaal van deze groep werd vergeleken met die van een controlegroep. De onderzoekers vonden zo een “aantal genen” dat “wellicht” een rol speelt bij AsPS.

Discussie over antisociaal gedrag

Dit is het eerste onderzoek ooit over genen die worden geassocieerd met AsPS dat significante resultaten oplevert, zeggen de onderzoekers. Maar wat onduidelijk is, schrijven de onderzoekers zelf in de eerste regel van hun publicatie, is wat AsPS nu eigenlijk is.

De diagnose AsPS is controversieel. Critici vinden het te breed, slecht gedefinieerd en het zou te veel overlappen met andere psychische aandoeningen, zoals psychopathie.

Andere kanttekening: de onderzoekers zijn bang voor misbruik. Vandaar de disclaimer: "De resultaten van dit onderzoek mogen niet gebruikt worden om crimineel gedrag te voorspellen, noch mogen ze enig gewicht hebben in strafzaken".

In het verleden zijn soortgelijke studies door aanklagers aangehaald als bewijs dat een aangeklaagde agressief is.

De onderzoekers stellen nadrukkelijk: de studie is alleen interessant in zichzelf en niet bedoeld als voorbode van toepassingen in de praktijk.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl