- Het CBS berekent dat het Rijk en de provincies dit jaar gezamenlijk net geen 6 miljard euro op halen aan motorrijtuigenbelasting.
- Den Haag rekent op 4,2 miljard euro aan inkomsten dit jaar, wat 2,9 procent minder is dan bij de eerste schatting over 2021.
- De provincies verwachten in totaal 34 miljoen meer inkomsten op te halen dan vorig jaar.
- Lees ook: 58% van de Nederlanders wil autobelasting betalen naar gebruik – dit zijn 3 opties om rekeningrijden in te voeren.
Het Rijk en de provincies denken dit jaar gezamenlijk net geen 6 miljard euro op te halen aan motorrijtuigenbelasting, stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dat is minder dan waar de overheden vorig jaar rekening mee hielden, becijferden de statistici. Vooral belastingmaatregelen, zoals de belastingvrijstelling voor elektrische auto’s, zetten een rem op de inkomsten. Ook de lagere verkoop van personenauto’s speelt mee.
De wegenbelasting, zoals de motorrijtuigenbelasting in de volksmond heet, bestaat uit twee delen: een rijksdeel en een een provinciale heffing. Daardoor verschilt de belasting ook per provincie. Den Haag rekent op 4,2 miljard euro aan inkomsten dit jaar, wat 2,9 procent minder is dan bij de eerste schatting over 2021.
De provincies houden wel rekening met meer inkomsten. Zij gaan uit van 1,7 miljard euro, wat 34 miljoen euro meer is dan vorig jaar.
De helft van de provincies verhoogt het tarief voor de zogeheten opcenten, maar dat betekent niet automatisch dat ze ook meer inkomsten verwachten. In Friesland gaat het tarief bijvoorbeeld omhoog, maar worden ruim 3 procent minder inkomsten verwacht. Zeeland schroeft de tarieven juist met bijna 8 procent omlaag en verwacht ook meer dan 8 procent minder geld binnen te halen.
Groningen voorziet de grootste inkomstenstijging met zo'n 5 procent. De opcenten gaan daar met zo'n 1,5 procent omhoog. Utrecht schroeft de belasting het meest omhoog, met iets minder dan 4 procent. Die provincie verwacht ruim 4 procent meer inkomsten.