"Ik wilde volgende maand op wintersport, maar mijn baas zegt nu dat het
niet mag omdat het te druk is. Ik had al geboekt! Een maand geleden heb ik
aan haar gevraagd of ik vrij kon krijgen. Zij heeft toen gemaild: denk ’t
het wel. Nu mag ik ineens niet. Zij zegt nu dat ze nooit een echte
toezegging heeft gedaan en dat ik nog een verzoek had moeten indienen. Heeft
zij gelijk, of moet zij mij toch nog vrij geven?"
De huidige wet gaat uit van het principe dat de werkgever de vakantie
vaststelt overeenkomstig de wensen van de werknemer. In principe bepaal jij
als werknemer dus wanneer en voor hoe lang je vakantie opneemt (zolang je
natuurlijk genoeg vrije dagen hebt).
De werknemer moet wel toestemming vragen voor de vakantie. Als de werknemer
een schriftelijk verzoek doet aan de werkgever over een gewenste
vakantieperiode, moet de werkgever binnen twee weken daarop reageren. Doet
de werkgever dit niet, dan wordt er vanuit gegaan dat de werkgever daarmee
zijn instemming heeft verleend.
Bedrijfsbelang
Het kan zijn dat het bedrijfsbelang het niet toelaat dat de werknemer in een
bepaalde periode vakantiedagen opneemt, omdat er bijvoorbeeld te veel
collega’s dan al op vakantie zijn. Daarom voorziet de wet wel in de
mogelijkheid toch af te wijken van de hoofdregel dat de werknemer feitelijk
de vakantie zelf mag inplannen.
Ten eerste mag de werkgever afwijken van het wensenlijstje van de werknemer op
grond van gewichtige redenen. Daarvan is sprake als de afwezigheid van de
werknemer de gang van zaken binnen het bedrijf zo ernstig zou verstoren dat
het belang van de werknemer daarvoor redelijkerwijs moet wijken.
De tweede uitzondering is dat de werkgever met de werknemer (schriftelijke)
afspraken mag maken die van de wettelijke hoofdregel afwijken. Hij mag dus
bijvoorbeeld in de arbeidsovereenkomst bepalen dat in sommige periodes van
het jaar geen vakantie mag worden opgenomen. Ook kan afgesproken worden dat
juist in een bepaalde periode vakantie opgenomen móet worden. Denk
bijvoorbeeld aan de bouwvak).
Gewekte indruk
In deze situatie zou ik dus in eerste instantie aanvoeren dat er al
instemming is gegeven. Ten eerste omdat niet binnen twee weken afwijzend is
gereageerd, én omdat de indruk is gewekt dat het waarschijnlijk geen
probleem zou zijn.
Goed werkgeverschap brengt mijns inziens ook met zich mee dat de werkgever in
deze situatie een uitdrukkelijk, duidelijk en gemotiveerd voorbehoud had
moeten maken ten aanzien van de gewenste vakantie. Of ze had spoedig na de
vage toezegging duidelijkheid moeten geven.
Alleen als de werkgever nu hele gewichtige redenen heeft, zou het kunnen dat
de vakantie alsnog afgewezen wordt. De gang van zaken binnen het bedrijf
moet dan wel ernstig verstoord raken door de geplande vakantie. Bovendien
mag in dit geval, gezien de eerdere gesuggereerde toestemming, van de
werkgever verwacht worden dat bij afwijzing (een deel van) de gemaakte
kosten worden vergoed.
Ook een vraag? Mail [email protected] voor
een deskundig antwoord. Geef je naam en e-mailadres, stel de vraag en maak
kans op een helder antwoord van een van onze experts.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl