De onlusten in het olierijke Libië drijven de olieprijzen steeds verder op en
wakkeren de zorgen aan bij beleggers op Wall Street over de verdere
ontwikkelingen in het Midden-Oosten. Energiefondsen profiteren juist van de
hoge olieprijs; zij zagen de aandelen fors omhooggaan.
De toonaangevende Dow-Jonesindex sloot met een verlies van 0.9 procent op
12.105,78 punten. De breder samengestelde S&P 500-index zakte 0.6 procent
tot 1307,40 punten. Technologiegraadmeter Nasdaq zakte 1,2 procent tot
2722,99 punten.
Olieprijs
Sinds de onrust in het Midden-Oosten is de olieprijs naar recordhoogte
gestegen. Libië is geen belangrijke olieproducent voor de VS, maar beleggers
vrezen dat de opstand in Noord-Afrika naar andere olielanden overslaat en zo
de toevoer van olie remt. De prijs van een vat Brentolie schoot woensdag
boven de 110 dollar, de prijs voor een vat Amerikaanse ruwe olie zit dicht
tegen de 100 dollar aan. De prijzen waren sinds 2008 niet meer zo hoog.
Energiefondsen profiteerden van de gestegen olieprijs. Zowel Chevron als Exxon
Mobil zag het aandeel bijna 2 procent stijgen. Het aandeel Chesapeake Energy
steeg zelfs 7,3 procent.
Een van de grote verliezers was Hewlett-Packard. Het Amerikaanse
technologieconcern heeft de verwachtingen voor dit jaar naar beneden
bijgesteld, omdat de vraag van consumenten naar pc’s steeds kleiner wordt.
Het aandeel noteerde bijna 10 procent verlies.
De euro noteerde bij sluiting van de handel 1,3745 dollar. Op de Europese
beurzen was de munt 1,3770 dollar waard.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl