COMMENTAAR – Als je afgaat op de plannen voor de vermogensrendementsheffing in 2017 zullen beleggers in aandelen en obligaties de komende jaren enorme winsten maken. Het kabinet heeft een roze beursbril op.
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) introduceerde ooit de leus ‘Resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst’. Die waarschuwing moet voorkomen dat beleggers zich rijk rekenen op basis van rendementen die ooit werden behaald.
Maar afgaande op de plannen voor de aanpassing van de vermogensrendementsheffing gaat het ministerie van Financiën er vanuit dat resultaten uit het verleden wel een goede voorspeller zijn van de toekomst. Sterker: de belastingplannen impliceren dat aandelen en obligaties nog beter zullen presteren dan in het verleden. Beleggers gaan gouden tijden tegemoet.
Vermogensbelasting nieuwe stijl
Zoals bekend zal vanaf 2017 niet langer worden uitgegaan van een fictief rendement van 4 procent op vermogen, maar wordt een progressief stelsel ingevoerd. Daarover zal net als nu 30 procent belasting worden geheven.
Het verwachte (fictieve) rendement op vermogens tot een ton ligt op 2,9 procent, zodat je over de eerste ton 0,87 procent betaalt (na de vrijstelling van 25.000 euro).
Uitgangspunt is: hoe groter het vermogen, des te groter het percentage beleggingen is en des te kleiner het aandeel spaargeld. Omdat beleggen op lange termijn naar verwachting leidt tot een hoger rendement dan sparen, neemt de heffing toe naarmate het vermogen groter wordt.
Zie deze tabel op de website van de Belastingdienst. Overigens worden de verwachte rendementen in het Belastingplan 2017 mogelijk nog licht aangepast.
Inflatie? Doen we niet aan
Opmerkelijk is dat net als bij de 4 procent fictief rendement ook in de nieuwe plannen de effecten van inflatie volledig worden genegeerd. Dat heeft als gevolg dat de rekenaars van het ministerie van Financiën, die de kabinetsplannen hebben uitgewerkt, uitgaan van een veel te hoog rendement de komende jaren. Reken maar mee.
Om het fictieve rendement op aandelen te bepalen, keek het ministerie van Financiën naar het werkelijke rendement in de periode 1984 tot 2014. Dat kwam uit op gemiddeld 8,25 procent per jaar. De inflatie lag in die periode gemiddeld op ruim twee procent, zodat het reële rendement (dus gecorrigeerd voor de inflatie) de afgelopen decennia uitkwam op gemiddeld zo’n 6 procent (8,25 - ruim 2 procent).
Maar met de huidige inflatie van 0,6 procent leidt dit tot een fictief reëel rendement van maar liefst 7,5 procent. Dat is veel meer dan het reële rendement over de afgelopen 30 jaar. Met andere woorden, het impliceert dat het kabinet bullish is op aandelen. En dat nadat de beurskoersen sinds 2010 al zijn verdubbeld (MSCI World index).
Reëel rendement
Ook van obligaties verwacht het kabinet een bovengemiddeld rendement, hoewel die volgens vrijwel alle maatstaven obligaties zwaar overgewaardeerd zijn. Voor het verwachte rendement kijkt het kabinet naar het gemiddelde rendement in de jaren 2002 tot 2008. Dat bedroeg toen 4 procent. De inflatie bedroeg toen gemiddeld 1,9 procent dus het reële rendement kwam uit op 2,1 procent.
Met een huidige inflatie van 0,6 procent verwacht het kabinet een reëel rendement voor de komende jaren van 3,4 procent, ofwel ruim anderhalf keer zo veel als in de jaren voor de crisis. Dat is alleen mogelijk als de rente nog verder onder de nul zakt!
Een bank die zulke hoge rendementen op aandelen en obligaties belooft, zou het wellicht aan de stok krijgen met de AFM wegens misleiding. Maar de overheid, eigenaar en opdrachtgever van de AFM, komt er mee weg.
Paul van der Kwast is onafhankelijk financieel planner en verdient geen geld aan de verkoop van financiële producten. Voor Z24 volgt hij de fiscale ontwikkelingen op de voet.