Een vat ruwe olie vertaalt zich niet automatisch in een vat benzine. Toch is
dat wel de denkfout die mensen aan de pomp maken. "De olieprijs is
gezakt, dus moet ook de benzineprijs dalen", is de redenatie. Dat klopt
niet.
Als ergens een grote storm een boorplatform bedreigt, een oorlog uitbreekt of
een tanker zinkt, dan stijgt de olieprijs in de regel. De brandstofprijzen
aan de pomp volgen dan snel.
Maar als de olieprijs zakt, dan duurt het langer voordat de
brandstofprijzen naar beneden gaan. Daar is een gegronde reden voor.
Het is een complex verhaal van ruwe olie, de raffinagecapaciteit, het
transport, de internationale handel in olie en brandstoffen, en de
valutakoersen. En accijnzen en btw, natuurlijk.
De reden waarom benzineprijzen de afgelopen zomer omhoog gingen, was de
enorm gestegen olieprijs. Een vat sweet light, de lichtste (en dus makkelijk
te raffineren) vorm van ruwe olie, doorbrak de grens van 150 dollar.
Maar de benzineprijs wordt ook bepaald door de raffinagekosten (en de marges
die raffinaderijen willen maken), de kosten die oliemaatschappijen moeten
maken om een vat olie van de boorplek naar de raffinaderij te brengen, en de
prijzen van brandstof op de internationale markten.
Want er is niet alleen veel vraag naar ruwe olie, er is vooral vraag
naar diesel, benzine en kerosine. Op de wereldmarkten was de vraag naar
diesel heel hoog, mede door een raffinagecapaciteit die achterblijft bij de
grote groei van de vraag, vooral dankzij de sterk groeiende economieën van
China en India.
De afgelopen twee maanden kroop de dieselprijs door deze ontwikkelingen erg
dicht naar de benzineprijs toe. Was het prijsverschil tussen een liter
diesel en een liter benzine drie maanden geleden nog zo'n 40 procent, nu is
dat ongeveer 20 procent.
De olieprijs mag dan misschien weer naar beneden zijn gegaan, dat
betekent dus nog niet dat de vraag naar benzine, diesel, lpg en kerosine
afgenomen is. Integendeel, die is ongeveer op hetzelfde hoge niveau
gebleven.
Hierdoor daalt de prijs van geraffineerd eindproduct heel langzaam en
druppelsgewijs.
Dan is er ook nog het valuta-effect. Inwoners van een Eurozone-land
hadden nog het geluk dat de dollar afgelopen zomer zo laag stond ten
opzichte van de euro. Daardoor werd het prijsopdrijvende effect per vat olie
- en dus ook per vat eindproduct - nog gedempt.
Was de goedkope dollar een buffer die olie voor Europeanen nog
enigszins te verhapstukken maakte, de Amerikaanse munt stijgt de afgelopen
weken weer ten opzichte van de euro.
Dat betekent dat afnemers meer eurocenten moeten neerleggen voor een vat olie,
dat immers afgerekend wordt in dollars. Die hogere kosten berekenen de
inkopers door aan hun klant. Die berekent het weer door aan zijn klant, en
zo verder.
Paul van Selms, directeur van consumentenorganisatie UnitedConsumers,
biedt als bijkomende verklaring dat "bedrijven doorgaans sowieso vrij
snel overgaan tot prijsverhogingen, en minder snel tot prijsverlagingen,
wegens de wens om snel risico's af te dekken."
Niettemin zegt ook Van Selms dat wie kijkt naar de prijsontwikkeling van
benzine over de afgelopen vier jaar, niet anders kan concluderen dan dat de
bewegingen normaal zijn.
"Ik heb zelf een berekening gemaakt en dan klopt het wel. Overigens, die
vertraging, ach - we praten niet over een maand of weken, maar misschien
over twee dagen. Dat valt dus mee."
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl