Het kabinet Rutte III voert een belastinghervorming door waarbij de inkomstenbelasting te maken krijgt met twee tarieven in plaats van de huidige vier. Ook gaat het lage btw-tarief in 2019 omhoog van 6 naar 9 procent.

Tegelijk heeft het kabinet het niet aangedurfd om een grootscheepse uitruil te doen, waarbij er één btw-tarief komt en de hogere opbrengst van de btw wordt teruggesluisd naar een  verlaging van de inkomstenbelasting. Toen dat idee in 2015 aan de orde kwam, deinsde het kabinet Rutte II daar uiteindelijk voor terug, mede onder druk van tal van protesterende lobbygroepen.

Toch is de gedachte van een uitruil tussen een verhoging van belastingen op consumptie en een verlaging van de belasting op arbeid populair onder economen. Onder meer het International Monetair Fonds (IMF) heeft Nederland aangespoord om daar iets mee te doen.

Maar de verschuiving van directe belastingen op inkomen naar indirecte belastingen op consumptie leidt tot grotere economische ongelijkheid en dat kan gevolgen voor het welzijn hebben, zo concludeert fiscaal econoom Laurens Wijtvliet in een proefschrift dat hij op 10 april aanstaande verdedigt aan Tilburg University.

Wijtvliet richt zich niet zozeer op het gelijk trekken van verschillende btw-tarieven, maar op een generieke verhoging van de btw. Uit zijn onderzoek blijkt dat dit de economische ongelijkheid vergroot.

Business Insider sprak met Wijtvliet over de dilemma's van een hogere btw.

Waarom is een verhoging van de btw nadelig voor lagere inkomens?

"Wat er gebeurt als je een belastinghervorming budgetneutraal doorvoert is dat je een algemene verhoging van de btw compenseert met een overeenkomstige verlaging van de inkomstenbelasting. Wat je dan logischerwijs ziet is dat aan de ene kant het besteedbaar inkomen van een huishouden toeneemt door de lagere inkomstenbelasting, maar dat uitgaven ook stijgen door de hogere btw."

"Kijk je naar het effect op verschillende inkomensgroepen, dan blijkt dat voor lagere inkomens de uitgaven sterker toenemen vergeleken met de stijging van het besteedbaar inkomen. Lagere inkomens houden daardoor minder geld over om te sparen en dat kan zorgen voor een grotere vermogensongelijkheid. Temeer omdat het effect bij hogere inkomens juist omgekeerd is."

Kun je dit voorkomen? 

"Het bovengenoemde effect heb ik berekend voor verlagingen van de inkomstenbelasting met 1 procent, 5 procent en 10 procent. Hoe meer je de btw verhoogt, in combinatie met een verlaging van de inkomstenbelasting, des te sterker het effect op de economische ongelijkheid. Als je lagere inkomens zou willen compenseren, kun je gaan kijken naar specifieke maatregelen zoals heffingskortingen en toeslagen voor lagere inkomensgroepen."

U pleit ervoor om, los van de btw, eerst de inkomstenbelasting zelf verder te hervormen. Wat kan er beter?

"Nu zie je bijvoorbeeld dat de belasting op arbeidsinkomen in box 1 met hogere tarieven werkt, dan de belasting op inkomen uit vermogen in box 3. Economen en fiscalisten komen steeds meer tot de conclusie dat je eigenlijk alle vormen van inkomen uit arbeid en vermogen tegen dezelfde tarieven zou moeten belasten. Voor box 3 zou je dan ook kunnen overstappen op een systeem waarbij het reële rendement wordt belast en niet een fictief rendement, zoals nu gebeurt."

Wat betreft de btw stelde het Centraal Planbureau enkele jaren geleden dat het lage btw-tarief  van 6% niet per se gunstiger is voor lagere inkomens. Hoe kijkt u daar tegenaan?

"De CPB-studie liet zien dat hogere inkomens in absolute bedragen eigenlijk meer baat hebben bij het lage btw-tarief omdat ze meer uitgeven aan goederen en diensten die onder dat tarief vallen, zoals uit eten gaan, museum- en concertbezoek. Je kunt dus inderdaad stellen dat het lage btw-tarief als herverdelingsinstrument niet goed werkt. Er valt dan ook veel te zeggen voor een uniform btw-tarief en inkomenssteun voor lagere inkomens via toeslagen en heffingskortingen."