In de periode tot 2030 komen er per saldo ongeveer 650.000 nieuwe huishoudens bij die een woning zoeken, becijfert bouwinstituut EIB.
De groei van 1-persoonshuishoudens is een belangrijke trend, maar er blijven ook eengezinswoningen nodig.
De huidige bouwplannen focussen volgens het EIB te sterk op de bouw van appartementen.
In de periode tot 2030 komen er ongeveer 1,5 miljoen huishoudens die een zelfstandige woning nodig hebben, terwijl naar verwachting ongeveer 780.000 huishoudens verdwijnen door sterfte en plaatsing van ouderen in verpleeghuizen. Per saldo levert dit een netto woningvraag op van zo’n 650.000 nieuwe huishoudens.
Dat becijfert het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) in een nieuw rapport over de vraag op de woningmarkt, mede op basis van prognoses van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
De vraag is of de huidige bouwplannen met betrekking tot verschillende soorten woningen daar goed op zijn afgestemd.
Kijk je naar de huidige samenstelling van huishoudens en de verdeling tussen appartementen en individuele huizen, dan blijkt dat alleen alleenstaanden (58 procent) in meerderheid in een appartement wonen. Andere groepen wonen in meerderheid in ‘grondgebonden’ woningen. Dit geldt het sterkst voor paren met kinderen (90 procent).
De huidige woningbouwplannen voor de periode tot 2030 zetten volgens het EIB "zwaar" in op binnenstedelijke locaties en appartementen, waarbij gekeken wordt naar de trend van individualisering en de verwachte groei van 1-persoonshuishoudens.
80 procent van de geplande locaties is binnenstedelijk, 65 procent van het geplande aanbod is voor appartementen, aldus het EIB.
Meer vraag appartementen, maar ook naar eengezinswoningen
Volgens het EIB zorgen trends als migratie en individualisering wel voor meer vraag naar appartementen in de steden in de toekomst, maar is er bij beleidsmakers te weinig aandacht voor doorstroming van huishoudens. Als daarmee rekening gehouden wordt, zouden er veel minder locaties voor binnenstedelijke woningen en appartementen nodig zijn dan waar nu voor gepland is, denkt het instituut.
Ook wordt gedacht dat veel eengezinswoningen vrijkomen doordat ouderen overlijden of verhuizen naar verpleeghuizen. Dit speelt volgens het instituut wel enigszins, maar doordat jongeren ook weer nieuwe huizen zoeken komt er weer extra vraag naar dit soort woningen. Denk bijvoorbeeld aan alleenstaanden die op den duur een partner en een gezin krijgen en dan een groter huis zoeken.
Volgens het EIB wonen de meeste paren en bijna alle gezinnen met kinderen in eengezinswoningen, maar wonen er ook nog onevenredig veel alleenstaanden in dit soort huizen. De vraag naar eengezinswoningen in een groene omgeving blijft volgens het EIB de komende tien jaar nog groot.
In de eigen prognose schat het EIB dat er in de periode tot 2030 per saldo 270.000 extra appartementen nodig zijn en 376.000 'grondgebonden' woningen, op basis van de verwachte vraag van verschillende soorten huishoudens.
Het EIB benadrukt dat er grote regionale verschillen zijn bij de woningvraag. Naar verwachting komt iets meer dan de helft van de totale vraag uit de Randstedelijke provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. Het gaat dan om circa 360.000 woningen in de periode tot 2030. Samen met Overijssel, Gelderland, Flevoland en Noord-Brabant wordt 90 procent van de verwachte woningvraag gedekt.