De aandelenbeurzen in New York zijn woensdag met stevige winsten de handel uitgegaan. De overwinning van Donald Trump bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen zorgde alles behalve voor een gevreesde stevige koersval. Vooral farmaceuten en de financiële sector wisten te profiteren. Het tegenovergestelde gold voor bijvoorbeeld techfondsen.
De Dow-Jonesindex sloot uiteindelijk 1,4 procent hoger op 18.589,69 punten. De S&P 500 won 1,1 procent tot 2163,26 punten. Technologiegraadmeter Nasdaq won ook 1,1 procent tot 5251,07 punten.
Voor beleggers op Wall Street leek geenszins sprake van een schok na de toch wel verrassende verkiezingsoverwinning van Trump. De negatieve tendens werd grotendeels doorbroken na een verzoenende overwinningsspeech. In aanloop naar de verkiezingen bleek onder beleggers een duidelijke voorkeur voor winst van Clinton.
Door de overwinning van Trump lijkt het minder waarschijnlijk dat er strengere regels komen voor banken en medicijnproducenten. Die sectoren profiteerden dan ook. Banken als Bank of America, Wells Fargo, Goldman Sachs en JPMorgan Chase wonnen tot wel 6 procent. Farmaceuten als Pfizer, Merck en AbbVie stegen 6 procent tot 7 procent.
Techfondsen, zoals Apple en Google-moeder Alphabet, gingen wel over een breed front omlaag. Ook bedrijven die voor een groot deel afhankelijk zijn van verkopen overzees, zoals Coca-Cola en Procter & Gamble, deelden in die malaise. Wapenfabrikanten als Sturm Ruger en Smith & Wesson leverden fors in, nu door de verkiezingsuitslag strengere wetten voor wapenbezit onwaarschijnlijk lijken. Daarmee is het voor consumenten niet noodzakelijk op korte termijn flink in te slaan.
Verder zakte de waarde van edelmetalen als goud, zilver en platina, omdat de vlucht naar veilige havens minder noodzakelijk is. Grondstofprijzen zaten juist in de lift. In het kielzog gingen grondstofbedrijven als Freeport McMoRan (plus 8 procent) en US Steel (plus 17 procent) mee omhoog.
General Motors zag zijn beurswaarde 2,4 procent dalen. Het bedrijf kondigde aan de productie in een van zijn fabrieken te zullen verlagen. Daardoor staan ook 2000 banen op de tocht.
De prijs van een vat Amerikaanse olie steeg 0,9 procent naar 45,37 dollar. Brentolie werd 1,2 procent duurder en bracht per vat 46,57 dollar op per vat. De euro werd bij de slotbel verhandeld voor 1,0909 dollar, tegen 1,0943 dollar bij het slot van de Europese beurzen.