Het lijkt op wensdenken, maar volgens de bank Renaissance Capital kan de lage olieprijs een golf van democratisering tot gevolg hebben.
De bank, die zich concentreert op ontwikkelende landen, baseert de hypothese op de vorige olieprijsdip in 1985. Landen als Iran, Mexico, Algerije en de toenmalige Sovjet-Unie gingen na die tijd op weg naar democratie, mede als gevolg van de lage prijs voor het zwarte goud. Uiteindelijk kantelde de balans in deze landen weer: Algerije en Iran zijn nog steeds dictaturen, Mexico is verwikkeld in een bloedige en uitzichtloze drugsoorlog en de erfgenaam van de Sovjet-Unie is geenszins een toonbeeld van vrijheid.
Toch, hoofdeconoom van Renaissance Capital Charles Robertson ziet de toekomst democratisch in voor juist Iran en Rusland. “Wij vragen ons af of de val in olieprijs van 2014-2015 vergelijkbare democratiseringen kan opwekken in Rusland, Iran en Venezuela zo tussen 2018 en 2020”.
‘Meer geld, meer vrijheid’
Rijkdom leidt in de meeste landen tot meer vrijheid, ’tenzij ze olie exporteren of staatsstaten zijn genaamd Singapore’, zegt Robertson. Hij tekent aan dat de verhouding van export ertoe doet. Landen die veel olie exporteren per hoofd van de bevolking, zullen zich niet zo snel ontpoppen tot democratieën. Qatar en Koeweit bijvoorbeeld, voeren per 1.000 inwoners dagelijks 600 vaten olie uit. Venezuela zit op 63 vaten en Rusland en Iran nog stukken lager.
“Grote netto exporteerders worden geen democratieën. Deze landen belasten hun inwoners vaak niet en geven ze ook geen stem.”
Veel hangt af van de huidige mensen in de leiding. De komende jaren worden cruciaal voor Vladimir Poetin, die in 2018 presidentsverkiezingen en het wereldkampioenschap voetbal organiseert. "Zonder president Poetin aan kop kan Rusland weer een democratie worden, zoals het tussen 2000 en 2006 was. Het land is nu al rijk genoeg om een verschuiving naar verdere autocratie te stuiten."
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl