- Nederlanders eten ondanks alle aandacht voor dierenwelzijn, klimaat en de eigen gezondheid nog altijd veel vlees.
- Gemiddeld consumeren Nederlanders op jaarbasis 12 kilo meer vlees dan de voedingsrichtlijnen adviseren, staat in een rapport van ABN Amro over flexitarisme.
- Volgens consumptiesocioloog Hans Dagevos moeten mensen veel bewuster worden gemaakt van de impact van vlees op de wereld en de eigen gezondheid.
- Bekijk ook: Krekels bevatten per gram meer eiwitten dan rundvlees – is dit het voedsel van de toekomst?
Hoewel Nederlanders afgelopen jaar gemiddeld 1,9 kilo minder vlees per persoon aten dan in 2019, blijft de vleesconsumptie “vrij stabiel hoog.”
Alle aandacht voor dierenwelzijn, klimaat en de eigen gezondheid heeft nog niet geleid tot structureel ‘vleesminderen’, schrijven economen van ABN Amro in een rapport over flexitarisme. Nederlanders consumeren jaarlijks gemiddeld 38 kilo vlees, maar om tot een gezond voedingspatroon te komen moet er jaarlijks nog 12 kilo vlees per persoon minder worden gegeten.
“De voedingsrichtlijnen adviseren een maximum van 500 gram per week, dus zo’n 26 kilo per jaar”, zegt consumptiesocioloog Hans Dagevos van Wageningen University & Research in het rapport. “Vergelijken we dit cijfer met de hoeveelheid die we gemiddeld eten, dan is er sprake van een overconsumptie van vlees van 12 kilo per jaar.”
Dagevos stelt dat vooral mannen te veel vlees eten: “de ‘vleesverslindende’ man is niet voor niets een clichébeeld.”
Dat de hoeveelheid vlees die we vorig jaar aten, toch licht daalde had vooral met de coronacrisis te maken, zegt Dagevos. “In 2020 was de horeca lange tijd gesloten door corona en dat verklaart in belangrijke mate de dalende vleescijfers in dat jaar. Maar als je bedenkt dat zo’n 40 procent van de Nederlanders zichzelf ziet als flexitariër, dan zou je een grotere afname verwachten.”
Vleesvervangers en bewustzijn
Aan het aanbod van vleesvervangers kan het volgens Dagevos niet liggen. “Het Nederlandse supermarktaanbod is echt heel goed. Zo’n aanbod zie je misschien ook in Engeland en Duitsland, maar verder houdt het binnen Europa wel op.” Toch moet er ook meer ingezet worden op andere alternatieven als bonen en zeewier, zegt de consumptiesocioloog.
Maar volgens hem is bewustwording het allerbelangrijkste. “Je denkt misschien dat de meeste mensen de basisinformatie nu wel weten, maar dat valt echt tegen. De impact van vlees op de wereld en op je gezondheid is vaak nog onbekend. We zitten wat dat betreft nog aan het begin van deze transitie. Er moet nog veel gebeuren.”
Daarin is in de ogen van Dagevos ook een belangrijke rol weggelegd voor ondernemers. “En dan doel ik niet alleen op de ontwikkelaars van plantaardige vleesvervangers. Ook cateraars, de horeca en bijvoorbeeld bedrijfskantines spelen een rol. Met inkoopbeleid kun je veel bijdragen. Laat mensen op een niet-dwingende manier van alternatieven proeven.”