- Voor de vermogensbelasting in box 3 op sparen en beleggen geldt in de jaren 2023 tot en met 2026 een overgangsregeling.
- Hierbij wordt nog steeds gewerkt met veronderstelde, fictieve rendementen op vermogen.
- Door een advies van de advocaat-generaal van de Hoge Raad dreigt er nu een streep te worden gezet door de heffing in box 3 die tot 2027 zou moeten gelden.
- Lees ook: Vermogensbelasting in box 3 ‘op z’n vroegst’ in 2027 op basis van daadwerkelijk rendement voor sparen en beleggen
De vermogensbelasting voor sparen en beleggen in box 3 blijft het kabinet kopzorgen geven. Momenteel is sprake van een overbruggingsregeling voor de jaren 2023 tot en met 2026, totdat er in 2027 definitief een nieuwe heffing op vermogen moet komen. De huidige overbruggingsregeling is juridisch discutabel, zo blijkt uit een maandag gepubliceerd advies van de advocaat-generaal van het Hoge Raad.
De overbruggingsregeling die vanaf 2023 geldt voor box 3, kijkt naar de daadwerkelijke hoeveelheid spaargeld en beleggingen die belastingplichtigen hebben. Er wordt vervolgens nog steeds gewerkt met zogenoemde ‘fictieve rendementen’ die aan het vermogen worden toegekend. Vervolgens wordt over de berekende opbrengst uit sparen en beleggen belasting geheven, tegen een tarief van 32 procent in 2023.
Er zijn officieel twee categorieën in box 3: sparen en ‘overige bezittingen’. Voor beide geldt een apart fictief rendement.
Tijdelijke regeling vermogensbelasting box 3: nog steeds fictief rendement
Voor het fictieve rendement op sparen is een redelijk oplossing gevonden door dit vrij nauw te laten aansluiten bij recente daadwerkelijke spaarrentes. Voor 2023 geldt bijvoorbeeld een fictief rendement van 0,36 procent voor sparen.
Het probleem zit hem nu vooral bij het fictieve rendement op de overige beleggingen: dit is een mengelmoes van bijvoorbeeld beleggingen op de beurs zoals aandelen en obligaties, cryptobeleggingen, maar ook vastgoed dat in box 3 valt. Denk bij dit laatste aan een vakantiehuisje of een verhuurde woning.
De fiscus werkt hier met een fictief rendement waarbij een vrij willekeurige mix tussen aandelen, obligaties en vastgoed wordt verondersteld. Dit leidt in 2023 tot een fictief rendement van 6,17 procent op de overige beleggingen.
Nog steeds 'discriminatie' in box 3, volgens advocaat-generaal van de Hoge Raad
Volgens het advies van de advocaat-generaal is met name het fictieve rendement op beleggingen discutabel. Belastingheffing naar een gemiddeld beleggingsrendement leidt volgens de advocaat-generaal altijd tot "discriminatie van de ondergemiddelden en privilegiëring van de bovengemiddelden."
De advocaat-generaal stelt dat de overgangsregeling voor box 3 wat betreft spaargeld waarschijnlijk realistischer is, maar daardoor "vergroot die wet waarschijnlijk juist de willekeur bij de bezitters van ander vermogen."
De overgangsregeling schendt daardoor volgens de advocaat-generaal "het discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht minstens evenzeer en even systemisch" als de oudere regeling voor de vermogensbelasting, waar de Hoge Raad al een streep door heeft gezet.
Het advies van de advocaat-generaal wordt doorgaans opgevolgd door de Hoge Raad. Dit betekent dat het demissionaire kabinet Rutte IV, of het kabinet dat na de verkiezingen van 22 november aantreedt, er weer een hoofdpijndossier bij krijgt.
Tegenover het Financieele Dagblad kon het ministerie van Financiën maandagavond nog niet aangeven wat de gevolgen zijn als de Hoge Raad het advies van de advocaat-generaal overneemt. Er zijn wel "verschillende scenario’s voorbereid", voor het geval de Hoge Raad een streep zet door de huidige overbruggingsregeling voor box 3, aldus een woordvoerder tegenover de krant.