De huizenprijzen dalen, maar veel verkopers vinden het lastig om dat feit te
accepteren. De vraagprijs en de uiteindelijke koopsom van een woning liggen
daardoor steeds verder uit elkaar.
Voor het uitbreken van de crisis in 2009 was het verschil tussen de initiële
vraagprijs en de uiteindelijke gerealiseerde verkoopprijs een procent of
vijf.
In 2012 is dat verschil opgelopen tot 11,9 procent in het voordeel van de
koper, zo meldt onderzoeksbureau Calcasa dat zich heeft gespecialiseerd in
data van de vastgoedmarkt.
Hoe sneller verkocht, hoe kleiner het verschil
Uit de data van Calcasa valt ook op te maken dat verkopers die hun huis binnen
zes maanden verkopen, minder hebben moeten inleveren ten opzichte van de
orginele vraagprijs. De verkoopprijs ligt dan gemiddeld 6 procent lager. Bij
huizen die langer dan twee jaar te koop staan is de ‘afslag’ 20,4 procent.
De meest logische verklaring is dat verkopers die relatief snel hun huis
verkopen, hun woning tegen een scherpere prijs op de markt hebben gezet.
Ger Hukker, de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Makelaars,
constateerde al eerder dat het kopers nog steeds moeite hebben een
marktconforme vraagprijs te vragen. "Ze hebben nog steeds het bedrag in
hun hoofd dat de buurman een aantal jaren geleden heeft gekregen", zo
zei Hukker vorig jaar april.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl