ANALYSE – Het komt regelmatig voor dat iemand een kort geding start tegen een medium om een onwelgevallige publicatie of uitzending tegen te houden. De rechter onderzoekt in dat geval of de publicatie rechtmatig is en weegt de belangen van partijen af. Hierbij speelt onder meer een rol of de beschuldigingen in de publicatie voldoende worden gesteund door feiten. Deze week speelde zich echter een andere zaak af.
Een voormalig hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam (UvA) had NRC in kort geding gedagvaard. NRC was van plan om een artikel te publiceren over deze hoogleraar en zijn ontslag in 2018 bij de UvA. De voorzieningenrechter verbood NRC de naam te noemen van de hoogleraar.
Uit een persbericht van de UvA zelf uit 2018 werd als reden voor het ontslag aangegeven dat een onderzoeksbureau grensoverschrijdend gedrag bij de hoogleraar had geconstateerd. NRC heeft verder onderzoek gedaan naar dit voorval en heeft contact met de hoogleraar opgenomen om hem vragen te stellen.
De hoogleraar heeft deze vragen schriftelijk beantwoord. Vervolgens kreeg hij in concept het artikel toegezonden. In het artikel, waarin de hoogleraar met naam en toenaam werd genoemd, wordt hij beschuldigd van onder meer machtsmisbruik, manipulatie, (seksuele) intimidatie, ongewenste intimiteiten en aanranding.
Verbod noemen naam en plaatsen portretfoto
De advocaat van de hoogleraar eiste in het kort geding dat het NRC zou worden verboden om onder meer de naam van de hoogleraar te noemen. Ook werd een verbod op het plaatsen van een portretfoto geëist.
De hoogleraar voerde aan dat hij geen publiek figuur is en dat het noemen van zijn naam een ernstige inbreuk op zijn privacy vormt. Bij het zoeken op internet zal zijn naam samen met de beschuldigingen altijd blijven opduiken.
De rechter stelt voorop dat het artikel bijdraagt aan het publieke debat, meer in het bijzonder het #metoo-debat. NRC heeft aangegeven dat zij twee misstanden aan de orde wil stellen: (1) het grensoverschrijdende gedrag van de hoogleraar zelf en (2) dat de UvA er (aanvankelijk) niets aan heeft gedaan, namelijk de klachten niet serieus heeft genomen en niet heeft opgetreden. De rechter acht met name de laatste misstand van zwaarwegend belang.
De rechter vindt, anders dan de hoogleraar zelf, dat de hoogleraar in zekere mate wel als publiek persoon kan worden beschouwd. Hij was immers hoofd van zijn vakgroep en tevens plaatsvervangend raadsheer van het gerechtshof Amsterdam. Ook acht de rechter dat het NRC in principe vrij staat om over het gedrag van de hoogleraar te publiceren.
Publieke schandpaal weegt zwaar mee
Toch wijst de rechter het gevorderde verbod toe en overweegt als volgt. Het belang van NRC is volgens de rechter in de gegeven omstandigheden onvoldoende om eiser met volledige naam (en mogelijk ook met foto) in het artikel te vermelden en daarmee (in de lengte der jaren, bijvoorbeeld door sociale media) aan de schandpaal te nagelen.
Vooralsnog is, gezien de grote vlucht die de sociale media hebben genomen en alle commentaren die in de regel op uitingen van deze aard via internet te vinden zijn, voldoende aannemelijk gemaakt dat het noemen van zijn naam dergelijke gevolgen zal hebben.
De rechter weegt bovendien mee dat NRC bekend staat als kwaliteitskrant. Het publiek zal de daarin vermelde zaken, zeker wanneer deze als feiten worden gepresenteerd, voor ‘waar’ houden. Echter, de hoogleraar heeft een groot deel van de beschuldigingen (zeker de meest ernstige) betwist.
Noemen naam niet nodig voor publieke debat
Voor het publieke debat over deze #metoo-kwestie is het niet nodig dat de naam van eiser wordt genoemd. Binnen zijn eigen professionele kringen zal (vrijwel) iedereen snel weten dat het over hem gaat, ook als zijn naam niet wordt genoemd. Het belang van de hoogleraar is er dan ook in gelegen dat mensen buiten zijn professionele leven –in zijn privéleven- niet ook allemaal weten dat dit in zijn professionele leven is voorgevallen.
Hij moet professioneel gezien al op de blaren zitten (hij is immers ontslagen uit zijn functies) maar hoeft dat - volgens de rechter - niet ook in zijn privéleven. Ieder mens verdient een tweede kans, aldus de rechter.
Recht om vergeten te worden
Wist vroeger niemand meer wie en wat er in de krant van vorig jaar stond, nu blijven artikelen eeuwig circuleren op het net. In het verlengde van dit verbod ligt het verzoek aan Google om privacygevoelige publicaties niet meer “vindbaar” te maken (“het recht om vergeten te worden”).
Publicaties waarin misstanden aan de kaak worden gesteld zijn ontzettend belangrijk voor het debat en de democratie. De advocaat van de hoogleraar heeft dan ook goed aangevoeld dat een algemeen verbod op publicatie in deze zaak weinig kans van slagen zou hebben.
Maar deze originele middenweg zullen we volgens mij vaker gaan tegenkomen in rechtszaken. Dat NRC de naam van de voormalige UvA hoogleraar niet mag noemen van de rechter is te danken aan goed advocatenwerk, maar een dubbeltje op z’n kant: in hoger beroep kan dit zomaar anders uitpakken.
Advocaat Thomas van Vugt van AMS Advocaten adviseert en procedeert met name op het gebied van het verbintenissenrecht, waaronder het ondernemingsrecht, het vastgoedrecht, het huurrecht bedrijfsruimte en mediarecht.