“Het kan best wel eens een complexe formatie zijn”, zei Mark Rutte donderdagochtend bij Radio 538. De VVD-leider denkt dat het nog wel even duurt voordat er een nieuw kabinet is.
En dat is niet verwonderlijk: de reële coalities die een kans maken op een meerderheid in de Tweede Kamer bestaan uit minstens vier partijen.
Dat was in de eerste drie decennia na de Tweede Wereldoorlog niet ongebruikelijk. Maar na de fusie van de KVP, ARP en CHU tot het CDA eind jaren zeventig zijn grote coalities uit de mode geraakt.
De versplintering van het politieke landschap is sommigen een doorn in het oog. Op basis van de voorlopige uitslag behalen dertien partijen zetels in de Tweede Kamer, het hoogste aantal sinds 1971.
Kleine partijen als Forum voor Democratie (2 zetels), DENK (3 zetels), SGP (3 zetels) en 50PLUS (4 zetels) komen straks in de Tweede Kamer.
De formatie zou heel wat simpeler zijn als die zetels naar grotere partijen gaan. Een kiesdrempel kan daarvoor zorgen.
In Nederland is de kiesdrempel 0,67 procent van de kiesdeler, het totaal aantal uitgebrachte stemmen bij een verkiezing gedeeld door het aantal te verdelen zetels. In veel landen bestaat een hogere kiesdrempel. In Duitsland en België is dat bijvoorbeeld 5 procent, in Zweden 4 procent en in Griekenland 3 procent.
Hoe zou de verkiezingsuitslag er in Nederland uitzien bij verschillende kiesdrempels? Dat staat in het onderstaande diagram.
Bij een kiesdrempel van 3 procent sneuvelen Forum voor Democratie, DENK en de SGP. Veel impact heeft dat niet: de grote partijen krijgen er dan een zetel bij. Een realistische coalitie met drie partijen is dan nog steeds niet mogelijk .
Dat verandert bij een kiesdrempel van 5 procent. Dan blijven er zeven partijen over in de Kamer en zijn VVD, CDA en D66 goed voor 82 zetels. Het formeren van een kabinet is dan waarschijnlijk een stuk simpeler.