Of het een eenmalige opleving is moet de komende maanden blijken. Maar de inflatie in Nederland maakte in mei 2018 een flinke sprong, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) donderdag.
De gemiddelde prijsstijging van het mandje van goederen en diensten dat het CBS bijhoudt lag op 1,7 procent, tegen 1,1 procent een maand eerder.
Bij het gemeten cijfer gaat het hier om de zogenoemde consumentenprijsindex, een mandje van goederen waarvan de prijsontwikkeling wordt gevolgd. Het CBS merkt op dat andere prijsindicatoren, zoals bijvoorbeeld huurprijzen, prijzen van koopwoningen en aandelenprijzen hierin niet zijn meegenomen.
De flinke stijging in mei komt volgens het CBS doordat prijzen van vliegtickets, de prijs van bungalowparken en vakanties naar het buitenland duurder zijn geworden vergeleken met een jaar eerder. “Dit jaar viel de meivakantie vrijwel volledig in mei, in 2017 viel deze voor het grootste gedeelte in april. Daarnaast viel Pinksteren dit jaar in mei, maar vorig jaar in juni. Een verblijf in een bungalowpark was hierdoor 15 procent duurder dan een jaar eerder.”
Door stijgende olieprijzen was ook merkbaar dat tanken duurder werd. Motorbrandstoffen als benzine en diesel waren gemiddeld 9,7 procent duurder in mei, vergeleken met dezelfde maand een jaar eerder. “De prijs van benzine en diesel bereikte in mei 2018 het hoogste niveau in bijna vier jaar. Een liter Euro 95 kostte 1,67 euro en de literprijs van diesel was 1,36 euro”, aldus het CBS.
Spaarders slechter af: extreem lage rente
Terwijl de inflatie is gestegen, zien spaarders rentes niet meebewegen. De hoogste variabele spaarrente is sinds begin 2016 flink gedaald en bleef in mei van dit jaar steken op 0,35 procent, volgens gegevens van de site Spaarinformatie.nl.
Veel spaarrentes liggen nog een stuk lager. Voor basisrekeningen op internet zitten grootbanken ING, ABN Amro en Rabobank bijvoorbeeld allemaal op een variabele spaarrente van 0,05 procent. Triodos biedt zelfs helemaal geen rente op de internetspaarrekening van de bank.
De inflatie was in mei bijna anderhalf procentpunt hoger dan de hoogste variabele spaarrente, en dus bijna 1,7 procentpunt hoger dan de spaarrentes van de grootbanken.
Spaargeld dat op vrij opneembare spaarrekeningen staat, wordt door de inflatie minder waard, omdat de zogenoemde reële rente (de spaarrente minus de inflatie) negatief is.
De situatie voor spaarders is behoorlijk dramatisch, omdat ook de spaarrentes voor deposito’s waarbij het spaargeld langer vaststaat, laag zijn.
Zo is de hoogste spaarrente voor geld dat 5 jaar vaststaat 1,25 procent – ook dan zit je nog met een negatieve reële rente. Pas als spaargeld minimaal 18 jaar vaststaat kun je 1,7 procent rente per jaar krijgen en dat is hoog genoeg om de gemiddelde prijsstijging te compenseren, als je ervan uitgaat dat het inflatieniveau van mei maatgevend is.
Belasting op vermogen
En daar komt de belasting op vermogen nog eens bij. Het startpunt voor spaargeld en beleggingen die in box 3 worden belast, is een vrijstelling van 25 duizend euro per persoon.
Vervolgens betaal je over het vermogen tot 100.000 euro (dus het bedrag van 75 duizend euro dat boven de vrijstelling van 25 duizend euro uitkomt) effectief 0,61 procent belasting in 2018; over het bedrag tussen de 100.000 euro en 1 miljoen euro is de effectieve heffing 1,3 procent; boven de 1 miljoen euro wordt de heffing 1,61 procent.
Om vermogen dat onder de heffing in box 3 valt waardevast te houden is bij een bedrag tussen de 25.000 en 100.000 euro een rendement van minimaal 2,3 procent nodig (optelsom van de inflatie en de vermogensbelasting). Dat is met de huidige depositorentes voor sparen onhaalbaar.
Nederlanders spaarden minder in 2017
Het is dan ook niet verrassend dat Nederlanders in 2017 minder hebben gespaard. Vorig jaar hebben huishoudens per saldo 300 miljoen euro bijgestort op rekeningen bij Nederlandse banken staan, meldde De Nederlandsche Bank begin dit jaar. Dat is flink minder dan de netto-inleg in 2016, die 2 miljard euro bedroeg.
De lage rente speelt hierbij zeker een rol. Mensen gaan op zoek naar alternatieven, zoals extra aflossen op hun hypotheek of ze kiezen voor beleggen. Of ze laten hun geld gewoon op de betaalrekening staan, omdat het de moeite niet loont om het op een spaarrekening te zetten.