De inflatie in Nederland is in de eerste maand van 2018 weer licht opgelopen, meldt het Centraal Bureau voor de statistiek donderdag.
De gemiddelde prijsstijging lag in januari op 1,5 procent, tegen 1,3 procent een maand eerder.
De inflatie ligt nu al veertien maanden op rij boven de 1 procent.
Bij het gemeten cijfer gaat het hier om de zogenoemde consumentenprijsindex, een mandje van goederen waarvan de prijsontwikkeling wordt gevolgd. Het CBS merkt op dat andere prijsindicatoren, zoals bijvoorbeeld huurprijzen, prijzen van koopwoningen en aandelenprijzen hierin niet zijn meegenomen.
De lichte stijging in januari komt volgens het CBS doordat elektriciteit en gas duurder zijn geworden vergeleken met een jaar eerder. “De hogere prijsstijging in januari 2018 is mede toe te schrijven aan hogere belastingen op energie”, schrijft het statistiekbureau. “De prijsontwikkeling van kleding had daarentegen een verlagend effect op de stijging van de consumentenprijzen.”
Spaarders zien waarde verdampen
Terwijl de inflatie het afgelopen jaar is gestegen, zien spaarders rentes niet meebewegen. De hoogste variabele spaarrente is sinds begin 2016 flink gedaald en bleef in januari van dit jaar steken op 0,45 procent, volgens gegevens van de site Spaarinformatie.nl.
Veel spaarrentes liggen nog een stuk lager. Voor basisrekeningen op internet zitten grootbanken ING, ABN Amro en Rabobank bijvoorbeeld allemaal op een variabele spaarrente van 0,05 procent. Triodos biedt zelfs helemaal geen rente op de internetspaarrekening van de bank.
De inflatie was in januari ruim een vol procentpunt hoger dan de hoogste variabele spaarrente, en dus bijna 1,5 procentpunt hoger dan de spaarrentes van de grootbanken.
Spaargeld dat op vrij opneembare spaarrekeningen staat, wordt door de inflatie minder waard, omdat de zogenoemde reële rente (de spaarrente minus de inflatie) negatief is.
De situatie voor spaarders is behoorlijk dramatisch, omdat ook de spaarrentes voor deposito’s waarbij het spaargeld langer vaststaat, laag zijn.
Zo is de hoogste spaarrente voor geld dat 5 jaar vaststaat 1,45 procent – ook dan zit je nog met een negatieve reële rente. Pas als spaargeld minimaal zes jaar vaststaat is de spaarrente hoog genoeg om de gemiddelde prijsstijging te compenseren.
Belasting op vermogen
En daar komt de belasting op vermogen nog eens bij. Het startpunt voor spaargeld en beleggingen die in box 3 worden belast, is een vrijstelling van 25 duizend euro per persoon.
Vervolgens betaal je over het vermogen tot 100.000 euro (dus het bedrag van 75 duizend euro dat boven de vrijstelling van 25 duizend euro uitkomt) effectief 0,87 procent belasting; over het bedrag tussen de 100.000 euro en 1 miljoen euro is de effectieve heffing 1,41 procent; boven de 1 miljoen euro wordt de heffing 1,65 procent.
Om vermogen dat onder de heffing in box 3 valt waardevast te houden is bij een bedrag tussen de 25.000 en 100.000 euro een rendement van minimaal 2,37 procent nodig (optelsom van de inflatie en de vermogensbelasting). Dat is met de huidige depositorentes voor sparen onhaalbaar.
Nederlanders spaarden minder in 2017
Het is dan ook niet verrassend dat Nederlanders in 2017 minder hebben gespaard. Vorig jaar hebben huishoudens per saldo 300 miljoen euro bijgestort op rekeningen bij Nederlandse banken staan, meldde De Nederlandsche Bank eerder deze maand.
Dat is flink minder dan de netto-inleg in 2016, die 2 miljard euro bedroeg.
De lage rente speelt hierbij zeker een rol. Mensen gaan op zoek naar alternatieven, zoals extra aflossen op hun hypotheek of ze kiezen voor beleggen. Of ze laten hun geld gewoon op de betaalrekening staan, omdat het de moeite niet loont om het op een spaarrekening te zetten.
Ook is het beschikbaar inkomen tussen 2012 en 2014 is gedaald, waardoor huishoudens minder overhielden om te sparen. Bovendien moeten met name starters flink meer eigen geld inleggen om een huis te kunnen kopen, door de stijgende huizenprijzen en strengere leenregels voor hypotheken.
Tevreden over spaargeld
Ondanks dat sparen minder populair is, zijn veel Nederlanders tevreden met de hoeveelheid spaargeld die ze hebben. Zeker in vergelijking met andere Europese landen.
Liefst 51 procent geeft aan tevreden te zijn met z’n spaargeld, zo blijkt uit een peiling van ING. In andere Europese landen is dat percentage veel lager: