De inflatie in Nederland is in november weer licht opgelopen, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek donderdag.
De gemiddelde prijsstijging lag op 1,5 procent in november, tegen 1,3 procent een maand eerder. Ruim een jaar geleden, in oktober 2016, was de inflatie met 0,4 procent. Ofwel: bijna een vol procentpunt lager.
Bij het gemeten cijfer gaat het hier om de zogenoemde consumentenprijsindex, een mandje van goederen waarvan de prijsontwikkeling wordt gevolgd. Het CBS merkt op dat andere prijsindicatoren, zoals bijvoorbeeld huurprijzen, prijzen van koopwoningen en aandelenprijzen hierin niet zijn meegenomen.
De toename van de gemiddelde stijging van consumentenprijzen in november kwam volgens het CBS vooral door hogere benzineprijzen en stijgende prijzen van kleding. “Een liter benzine kostte in november 2017 gemiddeld 1,59 euro. Dat is de hoogste prijs voor een liter euro95 in ruim twee jaar tijd”, aldus het CBS.
Vergeleken met een jaar eerder is de benzineprijs in november met 5,6 procent gestegen.
Spaarders zien waarde verdampen
Terwijl de inflatie het afgelopen jaar is gestegen, zien spaarders rentes niet meebewegen. De hoogste variabele spaarrente is sinds begin 2016 flink gedaald en staat sinds enkele maanden op 0,5 procent, volgens gegevens van de site Spaarinformatie.nl.
Veel spaarrentes liggen nog een stuk lager. Voor basisrekeningen op internet zitten grootbanken ING, ABN Amro en Rabobank bijvoorbeeld allemaal op een variabele spaarrente van 0,05 procent.
De inflatie was in november een vol procentpunt hoger dan de hoogste variabele spaarrente, en dus bijna 1,5 procentpunt hoger dan de spaarrentes van grootbanken.
Spaargeld dat op vrij opneembare spaarrekeningen staat, wordt door de inflatie minder waard, omdat de zogenoemde reële rente (de spaarrente minus de inflatie) negatief is.
De situatie voor spaarders is behoorlijk dramatisch, omdat ook de spaarrentes voor deposito's waarbij het spaargeld langer vaststaat, laag zijn.
Zo is de hoogste spaarrente voor geld dat 4 jaar vaststaat 1,45 procent - ook dan zit je nog met een negatieve reële rente. Pas als spaargeld minimaal vijf jaar vaststaat is de spaarrente hoog genoeg om de gemiddelde prijsstijging te compenseren.
Belasting op vermogen
En daar komt de belasting op vermogen nog eens bij. Het startpunt voor spaargeld en beleggingen die in box 3 worden belast, is een vrijstelling van 25 duizend euro per persoon.
Vervolgens betaal je over het vermogen tot 100.000 euro (dus het bedrag van 75 duizend euro dat boven de vrijstelling van 25 duizend euro uitkomt) effectief 0,87 procent belasting; over het bedrag tussen de 100.000 euro en 1 miljoen euro is de effectieve heffing 1,41 procent; boven de 1 miljoen euro wordt de heffing 1,65 procent.
Om vermogen dat onder de heffing in box 3 valt waardevast te houden is bij een bedrag tussen de 25.000 en 100.000 euro een rendement van minimaal 2,37 procent nodig (optelsom van de inflatie en de vermogensbelasting). Dat is met de huidige depositorentes voor sparen onhaalbaar.