Een domper voor spaarders deze week: de inflatie is in oktober gestegen naar
2,9 procent, zo bleek donderdag uit cijfers van het Centraal Bureau voor de
Statistiek.
Belangrijkste reden voor de hogere inflatie is het gestegen algemene
btw-tarief. Dat is in oktober verhoogd van 19 naar 21 procent. Maar ook
grondstofprijzen dreven de inflatie op.
Als de hoge inflatie stand houdt, is dit vooral ook een klap voor spaarders.
De hoogste variabele spaarrente ligt in Nederland momenteel op 2,55 procent,
dus onder het niveau van de inflatie in oktober.
Anders gezegd: de rente is niet hoog genoeg om te voorkomen dat de koopkracht
van je spaargeld wordt aangetast..
Spaarrente en inflatie
Als je ook nog het effect van de vermogensbelasting in box 3 meerekent, dan
ziet het plaatje er nog somberder uit. Deze heffing bedraagt effectief 1,2
procent per jaar.
Spaarders moeten, op basis van de inflatie in oktober en de fiscale druk, een
jaarrendement van 4,1 procent halen om spaargeld waardevast te maken. Al
geldt voor de eerste 21.139 euro aan vermogen - per persoon - er een
vrijstelling geldt in box 3.
4 procent rendement
Die 4 procent rendement is ook een aardig uitgangspunt, omdat dit overeenkomt
met het 'fictieve' jaarlijkse rendement waar de fiscus vanuit gaat. Idee is
dat spaarders en beleggers gemiddeld 4 procent per jaar aan inkomsten
hebben, die voor 30 procent worden belast: ofwel effectief een heffing van
1,2 procent op het vermogen.
Oorspronkelijk was de gedachte achter de 4 procent, dat het hierbij om een
risicovrije belegging ging. Maar dat laatste is dezer dagen lastig te
realiseren.
Het rendement op Nederlandse staatsobligaties wordt bijvoorbeeld als
'risicovrij' gezien. Door de onbalans in de eurozone, kan de Nederlandse
staat echter al meer dan een jaar extreem goedkoop lenen. Voor tienjarige
leningen betaalt de overheid minder dan twee procent.
Wil je vier procent of meer tegen een vast rente, dan ben je als particulier
inmiddels aangewezen op een 10-jarig spaardeposito van de bank NIBC Direct
of Centraal Beheer. Spaardeposito's met kortere looptijden leveren minder
op.
Bij staatsobligaties in de eurozone moet je voor hogere rentes in het Zuiden
zijn. Spaans overheidspapier met een vijfjarige looptijd levert bijvoorbeeld
meer dan 4 procent op, net als Italiaanse staatsschuld met een tienjarige
looptijd. Maar of je dan nog van een veilige belegging kunt spreken...
Dividendrendement
Kijk je verder dan vastrentende investeringen, dan kom je al gauw terecht bij
beursfondsen met een relatief hoog dividendrendement. Dat laatste is de
verhouding tussen de (verwachte) winstuitkering en het koersniveau van
aandelen. Shell is bijvoorbeeld een bedrijf dat bekend staat als
aantrekkelijk vanwege het jaarlijks uitgekeerde dividend.
Maar niet alleen Shell. Onder de beursbedrijven van de Amsterdamse AEX-index
zijn er momenteel twaalf met een dividendrendement van meer dan 4 procent.
Uitgangspunt hierbij is het verwachte totale dividend over 2012 en de
huidige aandelenkoers.
Uiteraard is inzetten op hoge winstuitkeringen niet zonder risico. Het
dividendrendement gaat uit van een gelijk blijvende aandelenkoers, maar die
kan ook dalen. Instabiele aandelen kunnen het dividendvoordeel zo maar
teniet doen, doordat de waarde van je inleg vermindert.
Wie beursfondsen selecteert op basis van het dividend, zoekt doorgaans ook
bedrijven met een stabiele inkomstenstroom, die goed in staat zijn om in de
toekomst dividend te blijven uitkeren. Want in zware tijden kan de
bedrijfstop zo maar besluiten om het dividend te schrappen of tijdelijk op
te schorten.
Beleggen: koerswinst
Tot slot kun je echt risico nemen door beleggingen te selecteren in de
verwachting dat er ook koerswinst in het verschiet ligt.
Beleggingsfondsen voor bedrijfsobligaties bijvoorbeeld incasseren aan de ene
kant rente-inkomsten, maar hebben ook te maken met schommelende
obligatiekoersen.
De combinatie van rente-inkomsten en de koersontwikkeling vormt het
totaalrendement. Dat bedraagt dit jaar bij bedrijfsobligatiefondsen van ASN,
Robeco en Delta Lloyd vooralsnog 5 tot 12 procent.
Naast bedrijfsobligaties zijn beleggingen in een brede beursindex of
grondstoffen nog een alternatief.
De wereldwijde MSCI-Index voor aandelen levert dit jaar, gerekend in euro's,
een rendement van zo'n 11 procent op (inclusief herbelegging van dividend)
en de goudprijs steeg in euro's bijna 12 procent.
Hier zijn dus best rendementen te halen die boven de 4 procent liggen. Maar
die kunnen ook relatief makkelijk verdampen.
Voor beleggen geldt als vuistregel, dat je geld voor langere tijd moet kunnen
missen en ook verliezen moet kunnen incasseren. Anders ben je noodzakelijk
op sparen aangewezen. En daar is 4 procent rendement ver te zoeken.
Lees ook op Z24.nl:
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl