De koopkracht van het spaargeld kreeg de laatste jaren een flinke knauw doordat de inflatie structureel boven de spaarrente uitkwam.

Business Insider geeft een indruk hoeveel armer je bent geworden als je sinds 2016  25.000 euro of 100.000 euro op de spaarrekening onaangeroerd liet staan.

Ook nemen we het effect van de vermogensbelasting in box 3 mee, die vooral vermogende spaarders raakt.

Spaarders gaan in Nederland al vele jaren gebukt onder de dalende spaarrentes. Banken betalen inmiddels bijna geen spaarrente meer en voeren voor rijkere spaarders zelfs negatieve rentes in.

Daarnaast ligt de hoogste variabele spaarrente al sinds 2016 onder de inflatie. Daardoor is het niet goed mogelijk is om de koopkracht van het spaargeld stabiel te houden.

Afgelopen augustus kregen spaarders te maken met een kleine meevaller. De inflatie daalde vorige maand flink. Daarmee nam het verschil tussen de spaarrente en de inflatie, oftewel de reële rente, af. Toch was dat niet voldoende om het tij van de dalende koopkracht te keren.

Hoe substantieel de plotselinge val in inflatie vorige maand was, wordt zichtbaar aan de hand van de grafiek hieronder. De inflatie viel met één procentpunt terug tot 0,7 procent, waardoor het verschil met de hoogste variabele spaarrente ineens hard verkleinde tot 0,5 procentpunt, terwijl die in juli nog 1,5 procentpunt was.

Uit de berichtgeving van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt overigens dat de daling van de inflatie in augustus mogelijk incidenteel is. Vliegtickets waren in de zomermaand augustus door de coronacrisis bijvoorbeeld een stuk goedkoper dan gebruikelijk.

Het is dus nog afwachten voor spaarders hoe de inflatie zich in september ontwikkelt. Dan moet het duidelijk worden of er echt sprake is van een trendbreuk.

De afgelopen 5 jaar werd spaargeld fors minder waard

Een pauze in de daling van koopkracht zou een welkome verandering zijn. Want als we even uitzoomen en kijken naar de afgelopen vijf jaar, is de reële waarde van het spaargeld flink teruggezakt.

Hoe hard de koopkracht daalt, hangt met name af van de hoeveelheid spaargeld. Want naast het uithollende effect van de inflatie, moeten grotere spaarders ook jaarlijks vermogensbelasting afdragen.

Om een indruk te krijgen hoe snel je spaargeld op de bank zijn reële waarde verliest, werken we met twee voorbeelden.

Spaarder 1 heeft 25.000 euro aan spaargeld en spaarder 2 heeft 100.000 euro. Beide hebben dat bedrag eind 2015 op de spaarrekening gezet tegen de hoogste variabele rente, en het bedrag verder onaangeroerd gelaten tot augustus 2020.

In eerste instantie kijken we alleen naar het effect van de inflatie en voegen daarna de impact van de vermogensbelasting toe.

Met de gegevens over de inflatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek en de hoogste variabele spaarrente van spaarinformatie.nl, berekenen we de reële rente. De waarde van het spaargeld wordt vervolgens daarmee maandelijks verrekend.

Spaarder 1, die eind 2015 25.000 euro op de spaarrekening zette, verliest tegen augustus 2020 ruim 1.000 euro aan reële waarde. De grafiek hieronder laat zien hoe de koopkracht van zijn spaargeld langzaamaan afneemt. Het uithollende effect is het sterkst in 2018 en 2019 (dat zie je aan hoe steil de curve is), omdat in die jaren de inflatie ver boven de spaarrente lag.

Wat de figuur hierboven ook illustreert, is dat de koopkracht van geld kan toenemen als de inflatie onder de spaarrente ligt, zoals tussen januari en november 2016. Dat waren nog betere tijden voor spaarders. Spaarder 1 zag toen de reële waarde van zijn geld stijgen tot 25.163 euro.

Spaarder 2, die vier keer zoveel spaargeld heeft als spaarder 1, ziet in dezelfde periode zijn koopkracht afnemen met een kleine 5.000 euro tot 95.385 euro. Dat is een groter bedrag, maar procentueel is het verlies van dezelfde grootte als bij spaarder 1.

Beide spaarders hebben cumulatief sinds 2016 een negatief rendement van 4,6 procent vanwege het koopkrachtverlies.


Rijkere spaarders verliezen meer koopkracht door vermogensbelasting in box 3

De verschillen tussen de twee spaarders in ons voorbeeld treden op als we de vermogensbelasting in box 3 in acht nemen. Dat is de belasting die geheven wordt over het spaargeld, aandelen of een tweede woning.

Lees ook: Zoveel meer of minder belasting betaal je in 2021 in box 3 als je €50.000 of meer dan een miljoen hebt

De regels voor de vermogensbelasting veranderen vrijwel elk jaar. De tabel hieronder toont hoeveel belasting de twee spaarders in ons voorbeeld moeten betalen in euro's.

Spaarder 1 betaalt een vermogensbelasting alleen in 2016. In alle andere jaren valt zijn spaargeld onder de grens van het heffingsvrije vermogen en hoeft hij of zij dus geen euro's af te staan aan de fiscus.

Spaarder 2 betaalt in elk jaar een vermogensbelasting, omdat zijn spaargeld ver boven de grens voor het heffingsvrije vermogen uitkomt. Toch daalt de vermogensbelasting met de tijd mee. Dit komt mede doordat de fiscale vrijstelling in box 3 de afgelopen jaren is verhoogd: in 2016 bedroeg die 24.437 euro en dit jaar 30.846 euro.

Ook is het fictieve rendement dat de fiscus gebruikt voor de belastingheffing in box 3 in de loop der jaren gedaald, vanwege de daling van rentes op financiële markten.

Het is trouwens goed om te weten dat spaarders en beleggers in 2021 een fors hogere vrijstelling in box 3 krijgen van 50.000 euro per persoon.

Nu we alle elementen hebben, kunnen we de volledige ontwikkeling van de koopkracht laten zien. We nemen de reële waarde van het spaargeld, dus inclusief het effect van de inflatie, aan het eind van elk jaar en trekken daarvan de vermogensbelasting voor dat jaar af.

Als we de sommen maken, zien we dat de reële waarde van het spaargeld nog verder afneemt dan als je louter naar de impact van inflatie kijkt.

Spaarder 1 heeft in augustus 2020 nog slechts een reële waarde van 23.846 euro op de bank en de tweede spaarder uit ons voorbeeld 95.011 euro.

Het is dus wel slim om de ontwikkelingen in de inflatie, de spaarrente en de vermogensbelasting te volgen. Dan weet je wat je geld op de spaarrekening echt waard is.

LEES OOK: Dit ga je fiscaal merken als eigen huis in box 3 komt: omvang hypotheek en overwaarde maken veel uit


[activecampaign form=24]