Als de Belastingdienst een navordering oplegt, telt voor de belastingplichtige het moment dat de post is ontvangen. Komt de aanslag erg laat binnen, dan kun je bezwaar aantekenen.

Dat blijkt uit een recente uitspraak van het Hof in Amsterdam, in een geschil over een navorderingsaanslag van de Belastingdienst.

Begin januari 2011 leverde de inspecteur van de Belastingdienst een navorderingsaanslag van 31.868 euro af bij de postdienst van de fiscus. Dit naar aanleiding van het besluit van de belastingplichtige om mee te doen aan de vrijwillige inkeerregeling voor zwartspaarders.

De belastingplichtige had in november 2009 een verklaring opgestuurd over het buitenlandse vermogen in de periode tussen 1997 en 2007. Op 10 december 2010 had de vrouw in kwestie een vaststellingsovereenkomst met de inspecteur van de Belastingdienst getekend.

Hierop had de inspecteur begin januari 2011 een zogenoemde ‘penaanslag’ opgesteld. Dat is een door de inspecteur persoonlijk opgestelde aanslag, die niet door het automatiseringscentrum in Apeldoorn was vervaardigd. Deze aanslag werd door de inspecteur gedateerd op 10 januari 2011 en doorgezonden naar de interne postdienst van de Belastingdienst.

Belastingaanslag: dagtekening aanslag staat niet gelijk aan ontvangst

De aanslag is echter nooit door de belastingplichtige ontvangen, claimde deze. Die nam eind november 2011, dus elf maanden later, contact op omdat de Belastingdienst een aanmaning had gestuurd.

De inspecteur claimde dat hij niets fout heeft gedaan, aangezien de postdienst van de fiscus de envelop niet retour had gestuurd als 'onbestelbaar'. Hij vond dat hij met de dagtekening en de aflevering bij de postdienst de aanslag 'bekend' heeft gemaakt. De belastingplichtige vrouw stelde daar tegenover dat de navorderingsaanslag niet met 'redelijke voortvarendheid' bekend is gemaakt en eiste een vermindering van de te betalen belasting.

Navorderingsaanslag: binnen zes maanden

Het Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat het feit dat de inspecteur de aanslag bij de interne post van de Belastingdienst heeft afgeleverd, niet betekent dat de aanslag op de 'voorgeschreven wijze' bekend is gemaakt. Uit de processtukken is volgens de rechter onvoldoende gebleken dat dat de aanslag ook daadwerkelijk ter verzending is aangeboden aan PostNL in januari 2011.

Het Hof vond dat de fiscus hiermee niet heeft voldaan aan de eis dat een navorderingsaanslag in principe binnen zes maanden op de voorgeschreven wijze bekend moet zijn gemaakt. Omdat de inspecteur onvoldoende voortvarend is geweest, kreeg de vrouw een  aanslag van 3.568 euro in plaats van de oorspronkelijke 31.868 euro.

Alles bij elkaar een meevaller voor de belastingplichtige, omdat het hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam ingaat tegen het eerdere oordeel van rechtbank Den Haag. Daar was de inspecteur van de Belastingdienst in het gelijk gesteld.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl