De ongelijkheid in vermogen in Nederland is vorig jaar voor het eerst sinds het begin van de crisis niet verder toegenomen, heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) becijferd.
Een kleine groep huishoudens bezit nog wel een groot deel van het totale vermogen. Daarmee kent ons land een relatief grote ongelijkheid, beweert het statistiekbureau.
(klik voor uitvergroting)
Van belang is hierbij is wel dat het CBS de pensioenaanspraken van Nederlanders niet meerekent als vermogen en dat maakt veel verschil. Nederlanders hebben samen via pensioenfondsen van werkgevers voor meer dan 1000 miljard euro aan pensioenbeleggingen. De pensioenaanspraken die hieruit voort vloeien vallen voor een groot deel bij de middenklasse.
Het CBS rekent pensioen niet tot het individuele vermogen, omdat het gaat om toekomstige aanspraken die individuen niet meteen kunnen verzilveren, maar daardoor ontstaat wel een kunstmatig groot verschil tussen arm en rijk in de meting van het statistiekbureau.
Huizenprijzen en hypotheekschuld
Dat de verschillen tussen rijk en arm, exclusief het pensioenvermogen, vorig jaar stabiliseerden heeft volgens eht CBS maken met aantrekken van de woningmarkt. Tussen 2009 en 2013 nam de ongelijkheid in de verdeling van alle bezittingen en schulden nog toe. Dit kwam vooral doordat de huizenprijzen door de crisis alsmaar daalden.
Gemiddeld is de eigen woning goed voor meer dan de helft van het vermogen van huishoudens. Rijkere mensen hadden er relatief minder last van dat de waarde van hun huis terugliep omdat zij ook nog over veel andere spaartegoeden of aandelen beschikten.
Het CBS meet de vermogensongelijkheid met de zogeheten Gini-coëfficiënt. Deze kwam in 2014 uit op 0,894, waarbij score 0 staat voor gelijke verdeling en 1 voor maximale ongelijkheid. In 2009 was dat nog 0,773.
Wanneer de woningwaarde en de uitstaande hypotheekschuld in het vermogen niet worden meegeteld, dan is de vermogensongelijkheid tijdens de crisisjaren nauwelijks toegenomen.
De inkomens zijn in Nederland veel minder ongelijk verdeeld. In 2014 lag de inkomensongelijkheid met een Gini-coëfficiënt van 0,286 vrijwel op hetzelfde niveau als in de voorgaande acht jaren. Alleen in 2007 nam deze ongelijkheid even licht toe. Dit kwam volgens het CBS door een gunstige fiscale regeling voor het uitkeren van dividend aan directeur-grootaandeelhouders.
Bron: Z24/ANP
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl