De huizenprijzen in de Engelse hoofdstad Londen rijzen de pan uit. In een maand is de vraagprijs gemiddeld met bijna 50.000 pond, omgerekend zo’n 59.000 euro, toegenomen.
Kostte het gemiddelde Londense huis in de maand september nog 493.748 pond, in oktober was dat 544.232 pond: een stijging van meer dan tien procent. Dat schrijft The Guardian op basis van cijfers van de website Rightmove, het Britse equivalent van Funda.
De explosieve stijging is voor een deel een correctie voor de maanden juli en augustus. In die maanden daalde de gemiddelde prijs van een huis in Londen respectievelijk met 2,8 procent en 1,5 procent. Vergeleken met juli 2013, de maand waarin het vorige record werd gevestigd, kost het gemiddelde huis in de hoofdstad nu 5,3 procent meer.
Moeilijke markt voor starters
Rightmove stelt dat veel starters door de hausse een huis in de metropool niet meer kunnen financieren, zelfs niet als zij gebruik maken van het zogeheten ‘help to buy’-programma. Dit overheidsprogramma werd eerder dit jaar leven ingeblazen door de Britse minister van Financiën George Osborne.
Via het overheidsprogramma kunnen mensen die een nieuwbouwhuis met een maximale waarde van 600.000 pond willen kopen, 20 procent van het bedrag van de overheid lenen. Omdat ze 5 procent van het bedrag zelf moeten inleggen, rest er een hypotheek van 75 procent.
Rightmove stelt dat het 'help to buy'-programma vooral nut heeft voor kopers die een huis buiten de hoofdstad willen kopen. Veel huizen in het centrum van Londen komen bij voorbaat niet in aanmerking voor het programma omdat de gemiddelde vraagprijs daar 937,110 pond, of 1,110.000 euro is.
De prijsstijging van meer dan 10 procent heeft als gevolg dat steeds meer Londense starters op de huizenmarkt afhankelijk zijn van andere financiële bronnen. Veertig procent verwacht voor de aankoop van een huis een beroep te doen op de bankrekening van hun ouders.
Buitenlandse investeerders
Volgens de vastgoedwebsite Rightmove hangt de explosieve prijsstijging in Londen samen met de groeiende vraag van rijke buitenlandse investeerders. Hun wanhopige zoektocht naar geschikte woonruimte, drijft de prijs in hoog tempo op.
De Britse hoofdstad, nog altijd het financiële centrum van Europa, trekt traditioneel veel vermogende buitenlanders: van rijk Russen en sjeiks uit het Midden-Oosten, tot vermogende Grieken en Spanjaarden.
Miles Shipside, huizenmarktanalyst van Rightmove zegt hierover het volgende: "Londen is een stad waar buitenlandse investeerders vastgoed als een veilige activa zien, in een tijd waarin veilige activa steeds schaarser worden. Ontwikkelaars bouwen en bieden veel één- en tweekamerappartementen aan om aan die vraag te voldoen."
Bezorgdheid
Omdat de bezorgdheid over de stijgende vastgoedprijzen groeit, heeft het ministerie van Financiën de centrale bank van Engeland opdracht gegeven de invloed van het 'help to buy'-programma op de huizenprijzen te monitoren.
Een groep parlementsleden, met afgevaardigden uit diverse partijen, is kritisch over de effecten van het 'help to buy'-programma. Ze waarschuwt dat de overheidssteun eerder leidt tot meer vraag en hogere prijzen dan tot het gewenste bredere aanbod.
Helft goedkoper
Ook mensen die buiten Londen een stekje zoeken, zullen dieper in de buidel moeten tasten. In Engeland en Wales ligt de vraagprijs in oktober 2,8 procent hoger dan een maand eerder. Gemiddeld kost een huis in deze gebieden nu 252.418 euro, een kleine drie ton in euro's. Dat is overigens meer dan vijftig procent goedkoper dan in Londen.
Voor de goedkoopste huizen moeten Britten in Noord-Engeland zijn. Hoewel de gemiddelde prijs daar van september op oktober ook licht (0,2 procent) steeg, kost een huis daar nu gemiddeld 145,094 pond. De enige twee gebieden waar de huizenprijs in die periode daalde zijn Wales (- 1,7 procent) en het aangrenzende West Midlands (-3,2 procent).
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl