- De lonen stijgen dit jaar in Nederland veel harder dan de inflatie, wat positief is voor de koopkracht van werkenden.
- Hierbij is wel sprake van een inhaalslag, want in 2022 en 2023 zorgde de hoge inflatie voor stevig koopkrachtverlies.
- Als de loongroei in 2025 opnieuw boven de inflatie ligt, kan het eerdere koopkrachtverlies helemaal worden goedgemaakt.
- Lees ook: Energieprijzen in september: gas flink duurder
De stijging van lonen in Nederland gaat dit jaar een stuk harder dan de inflatie. Hierdoor is de zogenoemde ‘reële’ loongroei historisch hoog. De forse stijging van lonen komt na een periode van koopkrachtverlies door een ongekend hoge inflatie in 2022 en 2023.
Uit een vrijdag gepubliceerde analyse van economen van ING blijkt dat de gemiddelde loonstijging dit jaar 6,6 procent bedraagt. Dat is fors meer dan de inflatie, die volgens het Centraal Planbureau (CPB) dit jaar op ongeveer 3,6 procent uitkomt.
Het feit dat de lonen veel harder stijgen dan de gemiddelde toename van de prijzen van goederen en diensten (inflatie), betekent dat veel huishoudens er in koopkracht op vooruit gaan. Deze positieve ontwikkeling komt echter na een periode van ongekend hoge inflatie, met achterblijvende loongroei.
Dit is te zien in de onderstaande grafiek, waarin de oranje lijn de loonontwikkeling weergeeft en de blauwe lijn de inflatie.
Als je op jaarbasis het verschil neemt tussen de gemiddelde loonstijging en de inflatie, dan wordt 2024 een positieve uitschieter, na drie jaren waarin de inflatie sterker was dan de gemiddelde loonstijging.
Herstel koopkracht na jaren van extreem hoge inflatie
Dit jaar neemt de koopkracht van huishoudens naar verwachting met 2,5 procent toe door de sterke loonstijging en voor 2025 voorziet het CPB een plus van 1,1 procent.
Als je echter kijkt naar het totale koopkrachtverlies van 2022 en 2023, dan bedraagt dat volgens de economen van ING ruim 3 procent. Deze klap wordt dus naar verwachting pas helemaal goedgemaakt als de koopkracht in 2025 inderdaad verder stijgt.
Verder geldt uiteraard dat de bovengenoemde cijfers gemiddelden betreffen. Voor individuele huishoudens is relevant wat er met het persoonlijke inkomen gebeurt dit jaar en volgend jaar. Dat is bepalend voor de vraag of er daadwerkelijk sprake is van koopkrachtwinst.
Wat hierbij ook meespeelt is het individuele consumptiepatroon. Zo zijn recent bijvoorbeeld prijzen van tabak fors gestegen, wat zwaar meeweegt in het algemene inflatiecijfer. Maar niet-rokers hebben daar geen last van, terwijl de kosten voor rokers oplopen.