Woensdagnacht waren de Europese ministers van Financiën er eindelijk uit: hoe kun je financiers van omvallende grootbanken laten meebetalen, als de staat de bank moet redden. Met de nieuwe regels was Nederland een stuk goedkoper uit geweest bij de redding van SNS Reaal.
Sinds de chaotische reddingsoperatie van Cyprus begin dit jaar, soebatten de euroministers er al maanden over: wie moet betalen als een grootbank die niet mag omvallen, gered moet worden door de staat. De belastingbetaler of de geldschieters van de bank?
Rangorde bij omvallende bank
Woensdagnacht kwamen de ministers van Financiën van de Europese Unie eindelijk met een afgerond voorstel. Kern daarvan is dat op de eerste plaats aandeelhouders hun geld kwijt zijn, als een grootbank geherstructureerd moet worden. Daarna komt de rekening bij gewone obligatiehouders en spaartegoeden van grote, multinationale bedrijven. Vervolgens zijn particulieren en kleine- en middelgrote bedrijven aan de beurt. Tenminste, voor zover ze tegoeden boven de 100 duizend euro hebben uitstaan bij een bank.
Buiten schot blijven particuliere spaarders met tegoeden tot 100 duizend euro, obligatiehouders die expliciet onderpand hebben bedongen, achterstallige salarissen van werknemers, schulden die betrekking hebben op het laten functioneren van het betalingsbedrijf van de bank en interbancaire schulden met een looptijd van korter dan zeven dagen.
Onder meer Frankrijk had geëist dat nationale overheden in noodgevallen toch op eigen houtje konden beslissen om bepaalde schuldeisers van een bank uit de wind te houden. In het voorstel van woensdagnacht is die mogelijkheid open gelaten, maar wel sterk beperkt.
Schuldeisers betalen mee
Zo moeten aandeelhouders en schuldeisers in ieder geval een bedrag van 8 procent van het balanstotaal opvangen, voordat vormen van speciale staatssteun in beeld komen. Dit kan de kosten voor belastingbetalers in de toekomst significant drukken.
Sprekend voorbeeld is de redding van bankverzekeraar SNS Reaal begin februari dit jaar. Minister Jeroen Dijsselbloem van Financiën besloot daarbij dat aandeelhouders en houders van achtergestelde schulden te onteigenen. Hij durfde gewone obligatiehouders en spaarders met vermogens boven de 100 duizend euro echter niet aan te pakken, uit juridische overwegingen.
Met de nieuwe EU-regels voor omvallende grootbanken in de hand, had de staat goedkoper uit kunnen zijn bij de redding van SNS Reaal, zo leert een blik op het jaarverslag.
Redding SNS Reaal
Eind 2012 had SNS Reaal een balanstotaal van 134 miljard euro. Acht procent daarvan komt neer op zo'n 10,7 miljard euro. Dit is het bedrag waarvoor de staat aandeelhouders en schuldeisers had kunnen laten bloeden onder het voorgestelde EU-regime.
Bij de nationalisatie van SNS Reaal heeft de staat zich op papier 1,56 miljard euro aan eigen vermogen toegeëigend en voor ruim één miljard euro afgeboekt op achtergestelde schulden. Bij elkaar komt dit neer op ruim 2,5 miljard euro. Op grond van de nieuwe Europese regels zou ministers Dijsselbloem schuldeisers voor nog eens acht miljard extra hebben kunnen plukken.
Om SNS Reaal een gezonde basis te geen, heeft de staat begin februari voor 2,2 miljard euro aan nieuw kapitaal gepompt in SNS Reaal. Met de nieuwe regels voor omvallende banken had minister Dijsselbloem in ieder geval een beroep kunnen doen op een deel van de 12 miljard euro die gewone schuldeisers bij SNS hadden uitstaan eind vorig jaar. Dat had het risico van de redding van SNS Reaal voor de belastingbetaler een stuk kleiner gemaakt.
Lees ook
Jeroen de Boer: toch politiek prutswerk bij redding SNS Reaal
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl