De woz-waarde van een kantoorpand werd gehalveerd nadat de eigenaar met succes het oordeel van de Belastingdienst in hoger beroep aanvocht.
Een investeerder in drie kantoorpanden op een bedrijfsterrein in Arnhem waarop in totaal zeven panden staan, was het niet eens met de woz-waarde die de Belastingdienst had opgelegd.
Bij beleggingspanden wordt de woz-waarde bepaald op basis van de zogeheten kapitalisatiefactor. Dat is de factor waarmee de jaarlijkse huuropbrengst wordt vermenigvuldigd. Deze factor wordt mede gebaseerd op het risico van leegstand.
Belastingdienst gaat uit van gemiddelde huuropbrengst in omgeving
De fiscus taxeerde de waarde van het betreffende pand op 9 keer de jaarlijkse huuropbrengst (kapitalisatiefactor). De vastgoedbelegger ging uit van een factor 4,3. Als reden daarvoor voerde hij aan dat het leegstandspercentage van zijn panden in de betreffende periode op 57 procent lag.
De Belastingdienst ging uit van de hogere kapitalisatiefactor die voor alle panden op het bedrijfspark werd gehanteerd. In het gehele park was het gemiddelde leegstandspercentage 27 procent.
De vastgoedbelegger was het hier niet mee eens, met als argument dat de uitstraling en de ligging van zijn pand het veel lastiger maken om huurders te vinden. Zo zijn drie van de vier overige panden op het terrein hoger dan zijn kantoren. Twee gebouwen zijn zelfs twee tot drie keer zo hoog, en zijn daardoor veel zichtbaarder en hebben meer uitstraling. Het leegstandspercentage van deze overige kantoren bedroeg in de onderhavige periode slechts 12 procent.
Het hof was overtuigd door deze argumenten, zodat de investeerder zijn woz-waarde en daarmee zijn onroerendzaakbelasting (ozb) aanmerkelijk kon verlagen.
Paul van der Kwast is financieel planner en lid van de Vereniging Onafhankelijke Financieel Planners. Voor Z24 volgt hij de fiscale ontwikkelingen op de voet. Ook schrijft hij tweewekelijks een column over personal finance.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl