- Een serie klachten van vrouwelijke werknemers van een distributiecentrum in Rotterdam is voor de concerndirectie reden om hun directeur te ontslaan.
- De beschuldigde directeur verwerpt de klachten in een rechtszitting als overdreven en verzonnen.
- De rechtbank Rotterdam vindt de verklaringen geloofwaardig, maar het Gerechtshof Den Haag draait deze uitspraak deels terug en wil hardere bewijzen.
- Lees ook: Kabinet werkt aan wet die concurrentiebeding aan banden legt: werkgever moet specifieker zijn en werknemer krijgt vergoeding
De zelfstandige baas van meer dan 100 werknemers van logistiek centrum DSV MCF op Moerdijk, wordt ontslagen na een serie beschuldigingen die op gang komt na een eerste melding. Het is een grote zaak waarvan het beroep buiten de publiciteit bleef.
De rechtbank Rotterdam ging blijkens een uitspraak in maart 2022 akkoord met het ontslag, maar het Gerechtshof Den Haag heeft in hoger beroep bepaald dat er meer hard bewijs via getuigen moet komen, zo blijkt uit een eerder dit jaar gepubliceerde uitspraak.
DSV MCF in Moerdijk, met DSV Nederland behorend tot het Deens logistieke concern DSV, verricht logistieke diensten voor webwinkels. Er werken meer dan honderd mensen. Aanvankelijk hebben vijf vrouwelijke werknemers van DSV MCF verklaringen afgelegd over de locatiedirecteur, met onder meer de volgende details, dat hij:
“een keer tegen haar wil steeds dichter bij haar is komen staan, nadat hij had opgemerkt “ik ben benieuwd hoe je reageert als ik dit doe”;
“heeft gevraagd wat voor soort onderbroeken ze draagt”;
“met een bikini in zijn handen heeft gevraagd naar haar cupmaat”;
“op haar verjaardag op 10 mei 2019 zonder haar toestemming haar bibs heeft betast”;
“op enig moment wat desinfecterende handgel op zijn hand heeft gepompt, deze tussen zijn vingers bewoog, haar aankeek en vroeg “waar lijkt dit op”, waarna hij, toen zij aangaf niet te weten wat hij bedoelde, met zijn andere hand zijn gulp naar beneden ritste en zei “zullen we het even vergelijken”;
“haar in het bijzijn van twee klanten met zijn arm om haar middel heeft vastgepakt en met een knipoog naar haar tegen de klanten zei “dit is mijn sterspeler” en daarna, toen zij zich had los weten te maken, opmerkte dat ze “vast haar periode had”;
“haar eens gevraagd heeft: “ben je iemand die in bed op je rug ligt of zit je bovenop”;
“bij haar en ook meerdere andere collega’s een BH- en/of bikinibovenstukje voor heeft gehouden met de opmerking dat ze wel een grotere maat nodig hebben;”
“bij het vanuit het warehouse naar boven de trap oplopen heeft opgemerkt: “loop jij maar voorop want dan heb ik een mooi uitzicht.”
“tegen haar heeft gezegd dat “hij geen seks met haar zou durven te hebben omdat hij bang was dat ze zou breken”;
“dagelijks bewust de weg blokkeerde van buitenlandse werkneemsters”;
“vrouwen bewust klem zette bij een tafel om een reactie uit te lokken”;
“handtastelijk is geweest bij een collega.”
Seksuele intimidatie volgens rechtbank voldoende reden voor ontslag
Deze verklaringen staan in het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2022, opgevoerd tijdens een zitting in Dordrecht. De rechtbank concludeert dat de gedetailleerde verklaringen dusdanig geloofwaardig zijn dat het ontslag van de directeur gerechtvaardigd is. Zijn claim voor een transitievergoeding van 100.000 euro schadevergoeding van een miljoen euro wegens ernstig verwijtbaar handelen door de werkgever werden afgewezen.
Die eisen waren gebaseerd om de opvatting van de ontslagen directeur dat de werkgever voetstoots is uitgegaan van de juistheid van beweringen, onvoldoende wederhoor heeft gepleegd noch grondig onderzoek.
Hij kreeg bovendien een trap na met beschuldigingen “autoritair leiderschap, mismanagement in verzuimbeheer en mismanagement in de afhandeling van klachten van klanten”. Dat behandelde de rechtbank niet meer.
De man is sinds 1992 in dienst bij het (overgenomen) bedrijf en sinds 2019 de baas in Moerdijk. Hij kreeg in 2019 een waarschuwing dat hij op een verwijt dat hij, tegen de regels in, drie van zijn kinderen in het bedrijf liet werken, in woede ontstoken was tegen de het hoofd van de afdeling HR. Hij moest zijn horkerig gedrag verbeteren.
Hoger beroep: meer bewijs nodig dan verklaringen
De Rotterdamse rechtszaak was een overwinning voor advocaten Annejet Balm en Nino Solisa van het grote advocatenkantoor Lexence in Amsterdam, die optraden namens het Deense concern DSV.
De directeur wordt vertegenwoordigd door zelfstandig jurist Sandra Verberk-Elich in Hendrik-ido-Ambacht. Zij gaat in beroep bij het gerechtshof in Den Haag, en met succes.
In het arrest stelt het hof dat de werkgever veel verklaringen heeft overlegd, maar de bewijzen van seksuele intimidatie en aanranding ontbreken. Die kan DSV alsnog overleggen, zo mogelijk in getuigenverhoren voor het hof. Daarvoor zijn nog geen data bepaald.
Dit is belangrijke jurisprudentie voor #MeToo-zaken. Verklaringen moeten officieel juridisch gewogen zijn. In dit geval vond het hof het onjuist dat het onderzoek naar de beschuldigingen was gedaan door de HR-manager die zelf tot de klagers over het gedrag van de directeur behoort. De directeur zelf spreekt van een ‘hetze’ en ‘valse verklaringen’.
Getuigen verhoren onder ede bieden de directeur de gelegenheid om de slachtoffers vragen te stellen, maar hij krijgt ook in het openbaar de volle laag met gevolgen voor het privéleven en mogelijk strafvervolging.
Zo heeft DSV aan het aantal van zeven getuigenverklaringen uit de zitting in Dordrecht er nog een aantal toegevoegd, met onder meer de onderstaande beschuldigingen van ernstig grensoverschrijdend gedrag die samen een patroon vormen.
“Hij doet te amicaal tegen de jongere meiden en hij zoekt daarbij vooral de kwetsbare types uit (verlegen en onzeker). (…)Hij negeert vaak mensen en zegt alleen gedag tegen mooie jonge meisjes.”
Toen ik een keer met […] richting toiletten liep vroeg hij wat we gingen doen. Op ons antwoord dat we naar het toilet gingen vroeg hij haar of hij haar even moest helpen plassen.”
“Het vulgaire gedrag van de directeur van deze locatie, waaronder een opmerking of het vroeger ook zo fijn vond om aan mijn geslachtsdeel te voelen. Gelukkig was hier een collega bij die dit kan bevestigen.”
“Hij vroeg in de pauze in de gezamenlijke kantine hoe vaak ik sex had als getrouwde vrouw, of ik een vibrator in mijn nachtkastje had liggen. Als ik hier verontwaardigd op reageerde, noemde hij mij een preutse trut. De vraag of je een vibrator in je nachtkastje had liggen werd overigens met enige regelmaat ook aan de Klantenservice medewerksters gevraagd. Of de vraag of ik weleens seks had gehad met een andere vrouw en of ik dit zou willen. (…) Op een gegeven moment gaf hij aan dat altijd als hij mij zag hij dacht: “daar heb je dat kutwijf weer””
Kortom: wordt vervolgd.