Turkije ontslaat meer dan 18.000 ambtenaren, onder wie politieagenten, militairen en academici.
Dat staat in een zondag gepubliceerd decreet.
De ontslagen komen aan de vooravond van de verwachte opheffing van de al twee jaar durende noodtoestand.
De ontslagen ambtenaren worden ervan beschuldigd banden te hebben met terreurorganisaties of met groepen die handelen “tegen de nationale veiligheid”.
De helft van het aantal ontslagen betreft politieagenten. Verder verliezen 199 academici en 5.000 militairen hun baan. Het decreet volgt na de verkiezingsoverwinning van president Recep Tayyip Erdoğan van vorige maand en een dag voordat hij de eed aflegt voor een presidentschap met meer macht dan voorheen.
Erdoğan heeft beloofd de noodtoestand na het verstrijken ervan op 18 juli niet te verlengen. Daarna kan de president niet meer zulke decreten uit te vaardigen. Het lijkt erop alsof de regering gebruik maakt van haar laatste mogelijkheid.
De noodtoestand werd kort na de mislukte staatsgreep in 2016 afgekondigd. Daardoor kunnen bepaalde vrijheden worden ingeperkt en kan de regering decreten uitvaardigen die geen goedkeuring van het parlement nodig hebben.
Sinds de mislukte staatsgreep zijn ongeveer 160.000 mensen gevangengezet en is bijna hetzelfde aantal ambtenaren ontslagen, meldde het mensenrechtenbureau van de Verenigde Naties in maart van dit jaar.
Turkije zegt dat de maatregelen nodig zijn om bedreigingen van de nationale veiligheid tegen te gaan. Critici van president Erdoğan beschuldigen hem ervan dat hij de mislukte staatsgreep als voorwendsel gebruikt om afwijkende meningen de kop in te drukken.