- Het prijsplafond voor gas en stroom dat vanaf volgend jaar gaat gelden, kan minder gunstig uitpakken als het verbruik van een huishouden sterk afwijkt van het gemiddelde.
- Volgens RTL Nieuws heeft dit te maken met de manier waarop de volumelimieten die bij het prijsplafond horen, worden gemeten.
- Huishoudens die tot het moment waarop de jaarafrekening wordt vastgesteld bovengemiddeld veel gas of stroom verbruiken, betalen deels de marktprijzen.
- Lees ook: Prijsplafond voor energie gaat per 1 januari 2023 van start, bevestigt minister Jetten – dit moet je weten over gas en stroom.
In 2023 betaal je maximaal 1,45 euro per kuub gas en 0,40 euro per kWh stroom, tot een jaarverbruik van 1.200 kuub gas en 2.900 kWh stroom. Dat is de opzet van het prijsplafond voor energie. Pas als een huishouden met het energieverbruik boven de volumelimieten uitkomt, gaat de marktprijs van de energieleverancier gelden. Maar dat blijkt minder simpel te liggen dan gedacht.
Uit berichtgeving van RTL Nieuws blijkt dat het moment waarop de jaarafrekening van een huishouden wordt vastgesteld een grote rol kan spelen. Het moment waarop de jaarafrekening wordt opgesteld verschilt per klant en hangt doorgaans samen met de datum waarop je bij een energieleverancier klant bent geworden.
Bij de volumegrenzen van het prijsplafond wordt niet gekeken naar het kalenderjaar 2023, waarbij aan het eind van het jaar de balans wordt opgemaakt. Zit je boven of onder de 1.200 kuub gas of 2.900 kWh stroom?
In plaats daarvan is een richtlijn opgesteld voor een gemiddeld verbruik van gas en stroom per dag dat in 365 dagen optelt tot respectievelijk 1.200 kuub en 2.900 kWh.
Let wel: uit de documentatie van het ministerie van Economische Zaken blijkt dat het niet simpelweg gaat om een gemiddeld verbruik van bijvoorbeeld 3,29 kuub gas per dag (1.200 / 365 dagen). Er is een speciaal schema gemaakt dat rekening houdt met het historisch gemiddelde verbruik per dag van het jaar.
Dus voor een huishouden dat op jaarbasis 1.200 kuub gebruikt is het zo dat op 1 januari het gemiddelde verbruik 7,17 kuub is, terwijl dit op 5 maart 5,8 kuub is en op 22 mei 0,9 kuub, enzovoorts. Hier is dus rekening gehouden met seizoenseffecten in het dagelijks energieverbruik.
Als de jaarafrekening op 1 mei is, dan wordt het gestandaardiseerde dagverbruik van het prijsplafond tot die datum genomen. En dat wordt afgezet tegen het feitelijke verbruik. Ligt het feitelijke verbruik boven het gestandaardiseerde verbruik tot 1 mei, dan betaal je voor het extra verbruik de marktprijzen van de energieleverancier.
Vervolgens gaat de teller weer lopen vanaf 1 mei tot het eind van het jaar. Dan wordt opnieuw het gestandaardiseerde verbruik voor die periode genomen en en afgezet tegen het feitelijke verbruik.
Als een gezin tot de jaarafrekening van 1 mei op dagelijkse basis bij elkaar opgeteld boven het gestandaardiseerde verbruik over deze periode uitkomt, moet het extra verbruik tegen de marktprijzen van de energieleverancier worden afgerekend. Dat valt niet meer te compenseren als er in de periode vanaf 1 mei minder dan gemiddeld wordt verbruikt.
Met andere woorden: alleen als een gezin het hele jaar door een energieverbruik heeft gehad dat strookt met het door de overheid uitgerekende gestandaardiseerde verbruik per dag, profiteert men optimaal van het prijsplafond. Als je wilt besparen op stroom en gas, moet je dus rekening houden met het referentieverbruik vóór en na de jaarafrekening. Je mag een opgebouwde besparingsbuffer van vóór de jaarafrekening helaas niet meenemen, als de teller na de jaarafrekening opnieuw gaat lopen.