ANALYSE – Nadat partijleider Pieter Omtzigt van NSC zich dinsdag terugtrok uit de onderhandelingen met BBB, VVD en PVV, staat de formatie van een nieuwe regering op losse schroeven.

NSC maakt zich zorgen over de ontwikkeling van de staatsfinanciën, die volgens Omtzigt reden geven tot zorg. “NSC wil onder geen enkel beding beloftes maken aan Nederlanders, waarvan zij van tevoren weet dat dit loze beloftes zijn die de komende kabinetsperiode niet waargemaakt kunnen worden”, zei de politicus.

Kansen voor een meerderheidskabinet lijkt Omtzigt niet meer te zien. Zeteltechnisch mag een meerderheidskabinet onder leiding van de tweede partij van het land, PvdA-GroenLinks, samen met VVD, NSC en D66 een alternatief zijn voor een rechtse variant – zoals leider Thierry Baudet van Forum voor Democratie op sociaal medium X aanstipte. In de praktijk lijkt dit een weinig realistische optie.

De VVD heeft al meermaals uitgesproken weinig in deze variant te zien. Ook zijn er grote verschillen tussen aan de ene kant GroenLinks-PvdA en D66, en anderzijds NSC en VVD op het gebied van migratie.

Wel schrijft Omtzigt in een e-mail aan NSC-leden dat zijn partij openstaat voor de opties van een "breed extraparlementair kabinet" of een minderheidskabinet, waaraan NSC "constructieve steun" zal geven. Ook sprak Omtzigt al meermaals over de optie van een zakenkabinet.

Waar doelt de voorman van NSC hiermee precies op? Business Insider praat je bij over drie alternatieven voor een klassieke meerderheidsregering.

1) Minderheidskabinet

Allereerst het minderheidskabinet, wat momenteel de grootste kans van slagen lijkt te hebben. Bij deze kabinetsvorm sluiten de deelnemende partijen op hoofdlijnen een regeerakkoord én leveren ze de ministers voor het kabinet. Tegelijk hebben de deelnemende partijen gezamenlijk geen meerderheid van minimaal 76 zetels in de Tweede Kamer.

Aangezien een Kamermeerderheid nodig is om plannen erdoor te krijgen, zullen de deelnemende partijen per voorstel meerderheden in de Tweede kamer moeten smeden.

Een minderheidskabinet is zeer ongebruikelijk en uiterst wankel. De laatste keer dat Nederland zo'n kabinet had, was in 1939. Het minderheidskabinet Colijn-V werd echter al na drie dagen weggestemd door de Tweede Kamer.

PVV en BBB zouden kunnen proberen om gezamenlijk een minderheidskabinet te smeden. De VVD zou zich daar eventueel bij kunnen aansluiten, al is het de vraag in welke vorm dat zou gebeuren. De VVD heeft eerder immers aangegeven niet deel te willen nemen aan een nieuw kabinet door bijvoorbeeld ministers te leveren. Tegelijk is tijdens de formatie-onderhandelingen van de afgelopen weken op z'n minst de indruk gewekt dat de VVD regeringsdeelname niet uitsloot.

De VVD zou er ook voor kunnen kiezen om een minderheidskabinet van PVV en BBB te gedogen op punten waar de partij daarvan voordeel ziet. De "constructieve steun" waar Omtzigt op doelt, valt ook te vertalen in het gedogen op programmapunten.

Steun aan een minderheidskabinet op specifieke onderdelen is overigens niet hetzelfde als een gedoogkabinet. In de laatstgenoemde variant, waarvan het kabinet-Rutte I (2010-2012) een voorbeeld is, spreken partijen steun uit voor het gehele regeringsbeleid. Bij minderheidskabinetten moeten partijen per maatregel op zoek naar meerderheden.

Op migratie zouden PVV, BBB, VVD en NSC wellicht tot een akkoord kunnen komen. Op sociaal-economisch vlak wordt dat moeilijker, vanwege de fiscaal-conservatieve houding van de VVD en NSC.

PVV en BBB zouden op dit terrein kunnen proberen zaken te doen met het linkse smaldeel in de Tweede Kamer. Dan gaat het bijvoorbeeld om wensen zoals de afschaffing van het eigen risico bij de zorgverzekering.

2) Extraparlementair kabinet

Omtzigt spreekt ook over de optie van een zogeheten extraparlementair kabinet. Met deze kabinetsvorm doelt hij op een regering zonder traditioneel regeerakkoord. Wel spreken de deelnemers een regeringsprogramma af, waarvoor ze per punt op zoek moeten naar meerderheden in de Tweede Kamer. Aan een extraparlementair kabinet kunnen ministers van veel verschillende partijen in de Tweede Kamer deelnemen.

Volgens Parlement.com kunnen Tweede Kamerfracties bij de formatie betrokken zijn, omdat hun fractievoorzitters bijvoorbeeld overleg voeren, maar hoeft dat niet. "Als fracties bij de formatie betrokken zijn, nemen zij een afwachtende houding aan, maar zij zullen bij het aantreden van een kabinet geen steun geven aan een motie van wantrouwen."

In theorie kunnen parlementariërs daardoor tegen de zin van hun partij deelnemen aan een extraparlementair kabinet. De laatste keer dat zoiets gebeurde, was volgens Parlement.com echter alweer in 1939, toen ARP-parlementariër Pieter Gerbrandy tegen de wil van zijn partij minister werd in het tweede kabinet-De Geer.

Al is de extraparlementaire variant al decennia niet meer voorgekomen in Den Haag, Nederland heeft er enige ervaring mee.

Zo wordt het kabinet-Den Uyl (1973-1977) weleens extraparlementaire eigenschappen toegedicht, vanwege het ontbreken van een regeerakkoord. Hetzelfde geldt voor de kabinetten-Drees (1948-1958). Dat Drees de verzorgingsstaat in Nederland heeft opgebouwd, toont aan dat - variaties van - extraparlementaire kabinetten niet per definitie vleugellam hoeven te zijn.

3) Zakenkabinet

Een zakenkabinet gaat nog een stapje verder dan de extraparlementaire variant. In deze kabinetsvorm zitten vrijwel geen partijpolitici. Een zakenkabinet wordt vooral gevuld door mensen van buiten de politiek, zoals hoogleraren, ondernemers of diplomaten. Ook hoeft de premier niet uit de politiek te komen. Een neutraal, doch prominent figuur - bijvoorbeeld DNB-president Klaas Knot - is bij deze variant een logische premier.

Denk hierbij ook aan iemand als voormalig minister van Volksgezondheid Ernst Kuipers. Die was, voordat hij minister werd, bestuursvoorzitter van het Erasmus MC. Kuipers werd om minister te kunnen worden op stel en sprong lid van regeringspartij D66. Bij een zakenkabinet zou een 'professional' als Kuipers dan weer niet lid hoeven te worden van een partij.

Zakenkabinetten zijn - net als de extraparlementaire en minderheidsvariant - al lang niet meer voorgekomen in Nederland. Tijdens het interbellum (1918-1940) passeerden wel enkele kabinetten de revue met veel ministers van buiten de politiek.

Tot het einde van de negentiende eeuw waren zakenkabinetten echter de standaard, vooral omdat politieke partijen als organisatievorm pas in het laatste kwart van de negentiende eeuw echt opbloeiden.