Pensioenfondsen van werkgevers weten zich geen raad meer. De vergrijzing, onrustige beurzen en vooral de lage rente maken het steeds lastiger om de belofte van een gegarandeerde pensioenuitkering waar te maken. Het stelsel moet op de schop.
Een opmerkelijk pleidooi van de Pensioenfederatie woensdag in Het Financieele Dagblad. Directeur Gerard Riemen van de koepel van pensioenfondsen gooit de knuppel in het hoenderhok: de toezegging aan deelnemers van werkgeverspensioenfondsen dat ze een bepaald percentage van hun loon als toekomstige pensioenuitkering krijgen, is een farce geworden. Het stelsel moet op de schop.
De overgrote meerderheid van de pensioenfondsen van werkgevers werkt nog met een toezegging over de toekomstige uitkering: bijvoorbeeld 70 procent van het gemiddelde loon. Daarbij gaan pensioenfondsen er dan wel vanuit dat je een AOW-uitkering van de staat krijgt.
Het alternatief is de zogenoemde beschikbare premieregeling: daarbij krijgt de werknemer een vast bedrag per maand van de werkgever dat wordt belegd, zonder toezegging over de uiteindelijk pensioenuitkering. De werknemer bouwt een vermogen op dat aan het eind van de rit in een uitkering wordt omgezet. Het risico van schommelingen van beurskoersen tijdens de opbouwfase ligt bij de werknemer. Hoeveel pensioen die krijgt, hangt af van de waarde van vermogenspot op het moment dat iemand met pensioen gaat.
Pensioenclub: toezegging over uitkering onhoudbaar
De beschikbare premieregeling werd door klassieke pensioenfondsen lange tijd als minderwaardig gezien, mede omdat werknemers veel minder zekerheid wordt geboden. Maar de problemen bij klassieke pensioenfondsen hebben zich de afgelopen jaren opgestapeld: grillige beurskoersen, een steeds grotere druk van een vergrijzend werknemersbestand en de extreem lage rente. Die lage rente maakt het steeds lastiger om pensioenpremies rendabel te beleggen in relatief veilige obligatieleningen en daarmee toekomstige uitkeringen te waarborgen.
Gevolg van dit alles is dat de formele toezegging van een vaste pensioenuitkering steeds minder waard is geworden. Doordat pensioenfondsen bijvoorbeeld in de crisisjaren sinds 2008 massaal zijn gestopt met de aanpassing van toegezegde uitkeringen in lijn met de inflatie, is de zogenoemde reële waarde van pensioenen al flink uitgehold. Zie ook dit artikel op Z24 over het massale koopkrachtverlies van werkgeverspensioenen.
"We kunnen het huidige stelsel niet meer uitleggen", zegt directeur Riemen van de Pensioenfederatie tegen het FD. Zijn conclusie is dat het eigenlijk niet goed te doen is om "iemand van 25 een toezegging te doen die je over 50 jaar moet waarmaken."
Risico pensioenopbouw bij werknemer
Wat is de oplossing dan? "Wij willen dat pensioenfondsen het zo kunnen regelen, dat deelnemers geen aanspraken opbouwen, maar een hoeveelheid geld", aldus Riemen. Ofwel: een vorm van een beschikbare premie-regeling waarbij het vermogensrisico bij de deelnemers komt te liggen. De toezegging dat je een bepaald percentage van het loon als pensioenuitkering krijgt, wordt dan geschrapt.
Ter verzachting van de pijn voor werknemers wil Riemen wel iets meer bieden dan een kale beschikbare-premieregeling. De vraag is immers waarom je nog verplicht bij een pensioenfonds premie zou betalen als er in de praktijk nauwelijks verschil is met bijvoorbeeld een fiscaal vergelijkbare privé-regeling.
"Mensen moeten collectief risico's kunnen delen, zoals: rente- en beleggingsrisico's, inflatierisico, langlevenrisico, arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico. Dan is het niet ieder voor zich, en jongeren en ouderen kunnen nog steeds solidair met elkaar zijn", aldus Riemen in het FD.
Hoe dit er in de praktijk uit moet zien en wil de Pensioenfederatie de komende tijd uitwerken. Een behoorlijke opgave, want de rechtvaardiging van de deelnameplicht aan pensioenfondsen van werkgevers wordt dunner, naarmate de vermogensrisico's sterker bij de deelnemers komen te liggen.
Oeps! We konden je formulier niet vinden.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl