Werkgevers en vakbonden leggen de laatste hand aan een akkoord over een nieuw pensioenstelsel.
Pensioen dat via de werkgever bij pensioenfondsen wordt opgebouwd, is straks niet langer gebaseerd op het gemiddelde loon dat een werknemer verdient.
Er komt een stelsel waarbij het verwachte pensioen gebaseerd is op het beursrendement van pensioenbeleggingen, meldt de Volkskrant.
Het beleggingsrisico van de pensioenopbouw komt hiermee bij werknemers te liggen.
Werkgevers en vakbonden leggen de laatste hand aan een akkoord over de herziening van pensioenen die via werkgevers worden opgebouwd. Een radicale stelselwijziging komt eraan, aldus De Volkskrant.
Het akkoord over de nieuwe opzet van pensioen dat via werkgevers bij pensioenfondsen wordt opgebouwd, wordt waarschijnlijk eind deze maand gepresenteerd.
Volgens de Volkskrant zijn vakbonden, werkgevers en het kabinet het vrijwel eens. De coronacrisis heeft de discussie in een stroomversnelling gebracht.
Pensioenfondsen doen in het huidige stelsel in de meeste gevallen een toezegging over een uitkering die gekoppeld is aan bijvoorbeeld 70 procent van het gemiddelde loon.
Doordat de financiële buffers van veel pensioenfondsen te laag zijn geworden om op de lange termijn aan alle uitkeringsverplichtingen te voldoen, ontstaat het risico dat huidige werknemers niet dezelfde uitkering krijgen als huidige gepensioneerden. Daar moet een oplossing voor komen.
Pensioen: geen koppeling meer aan lonen
De kern van het nieuwe stelsel is dat er geen toezegging meer komt over de hoogte van het pensioen die gekoppeld is aan het loon. In plaats daarvan wordt een prognose gemaakt van het verwachte pensioen op basis van de beursontwikkelingen.
Er wordt nog wel collectief belegd voor pensioenen, maar afhankelijk van het rendement op de beurs kan het pensioen voor deelnemers aan pensioenfondsen hoger of lager uitpakken op het moment dat ze met pensioen gaan.
Beursrendement bepaalt pensioen werknemer
Anders gezegd: het beleggingsrisico komt bij individuele werknemers te liggen. Dit is in sommige pensioenregelingen al het geval. Bij zogenoemde defined contribution-pensioenen storten werkgevers een vaste premie in de pensioenpot. Die wordt belegd en afhankelijk van de hoogte van het vermogen bij pensionering krijgt de werknemer een bepaalde uitkering.
Er ligt nog een aantal belangrijke vragen open bij de overgang naar een nieuw pensioenstelsel. Eerder meldde Het Financieele Dagblad op basis van ingewijden dat die overgang mogelijk 7 jaar duurt en in 2027 met een 'big bang' wordt ingevoerd.
Belangrijke zaken die nog open liggen, zijn:
- De huidige pensioenpremie is een zogenoemde 'doorsneepremie' waarbij jongeren relatief veel premie inleggen vergeleken met ouderen. Die doorsneepremie verdwijnt als er de facto individuele pensioenpotjes komen voor de opbouw. Vraag is of 45-minners bij pensioenfondsen gecompenseerd moeten worden voor de relatief hoge premie-inleg die ze hebben gedaan.
- Huidige pensioenaanspraken zijn veelal gebaseerd op een koppeling met het gemiddelde loon. Vraag is of en hoe die aanspraken worden omgezet in een pensioen dat gebaseerd is op een verwacht beursrendement.
- Mogelijk is het juridisch lastig om deelnemers te dwingen hun oude pensioenaanspraak over te zetten op een pensioen dat gebaseerd is op het verwachte beursrendement, als het nieuwe, verwachte pensioen lager is dan de huidige aanspraak.