De meeste gepensioneerden hoeven dit jaar niet te vrezen dat er gekort wordt op het werkgeverspensioen. Maar voor een flink aantal werkenden gaat de pensioenpremie die ze betalen wel omhoog.
Dat concludeert het Financiële Dagblad op basis van inventarisatie onder 48 bedrijfstakpensioenfondsen. Bij de helft van deze fondsen gaat de pensioenpremie omhoog. Dit merken ongeveer 600.000 werknemers.
Als voorbeelden noemt het FD de bouw, waar pensioenpremies met 10 procent stijgen dit jaar, de glastuinbouw en bloembollenteelt (plus 13 procent) en het pensioenfonds voor Zoetwaren (plus 12 procent).
Per saldo betreft de premieverhoging vooral een reeks kleinere pensioenfondsen. Bij de tien grootste pensioenfondsen van Nederland verhogen slechts twee de premies: Bouw en BPL (Landbouw).
Onder meer ambtenarenfonds ABP, dat 3 miljoen deelnemers telt, laat de pensioenpremies dit jaar ongewijzigd.
Geen korting op pensioen in 2020: wel wordt je pensioen minder waard
Een paar maanden geleden leken pensioenkortingen onontkoombaar vanwege een zeer lage rente op de financiële markten. De rentestijgingen in de laatste twee maanden van 2019 zorgden voor lichte verbetering. Daarnaast speelde een toezegging van minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken een rol. Die gaf pensioenfondsen afgelopen november meer tijd om hun financiën op orde te krijgen.
Afgelopen november werd al duidelijk dat de vier grote pensioenfondsen (ABP, Zorg en Welzijn, PME en PMT) dit jaar niet zouden hoeven te korten.
Gelet op de structurele problemen om pensioenen op de langere termijn betaalbaar te houden, is er volgens economen van ABN Amro overigens een grote kans dat er volgend jaar wel op grote schaal moet worden gekort.
Dat de meeste pensioenfondsen dit jaar niet hoeven te korten op de uitkeringen van gepensioneerden en de opbouw van werkende deelnemers, betekent bovendien niet dat de pensioenen dit jaar veilig zijn.
De afgelopen jaren is indirect namelijk al fors beknot op de waarde van pensioenen. Voor de duidelijkheid: het gaat hierbij om pensioenfondsen van werkgevers die een toezegging doen over de hoogte van toekomstige uitkeringen.
Zo streven veel fondsen naar een uitkering die bijvoorbeeld 70 procent van het gemiddelde loon bedraagt. Daarbij wordt dan rekening gehouden met de AOW-uitkering van de staat. Het pensioenfonds vult de AOW aan tot 70 procent van het gemiddelde loon.
Cruciaal hierbij is de vraag of de beloofde uitkering waardevast blijft, want daar streven pensioenfondsen in principe wel naar. Dit betekent dat pensioenuitkeringen en de bedragen die werknemers opbouwen jaarlijks moeten worden verhoogd met de inflatie of de gemiddelde loonstijging. Anders kalft de koopkracht van pensioenen af.
Door de financiële problemen van pensioenfondsen is er sinds 2009 echter op grote schaal voor gekozen om de zogenoemde indexatie achterwege te laten. De koopkracht van pensioenen is daardoor enorm gedaald in de afgelopen tien jaar.