Een man die twee jaar lang procedeerde over een parkeerboete, kreeg uiteindelijk ongelijk van de Hoge Raad.

In juli 2013 parkeerde een man zijn auto in het centrum van Heerlen, op een plek waar je maximaal een uur mag parkeren. De kosten voor een uur parkeren waren 2 euro. De man betaalde echter 6 euro aan de automaat en bleef langer dan een uur weg.

Toen de parkeercontroleur langskwam, nadat het eerste uur was verstrekken, legde die een naheffingsaanslag op van 56 euro, plus 2 euro voor de verschuldigde parkeerbelasting.

Maximum parkeertijd

De man stapte naar de rechter en voerde aan hij een extra betaling van 4 euro had gedaan voor de parkeertijd na het eerste uur. De parkeermeter had dat geaccepteerd.

Maar volgens de rechter was duidelijk dat de maximum parkeertijd een uur was, dus deed dat niet ter zake. Op het moment dat de parkeercontroleur langs kwam, was de parkeertijd verstreken. Officieel was de man toen 2 euro parkeerbelasting schuldig, vandaar de navorderingsheffing van 56 euro boete plus 2 euro parkeerbelasting.

En de extra betaalde 4 euro? Dit 'onverschuldigd betaalde' bedrag deed voor de strafrechter niet ter zake, de man moest daarvoor bij de burgerlijke rechter zijn.

De man ging in beroep bij het Gerechtshof in Den Bosch, maar ving bot. Daarop kaartte hij de zaak aan bij de Hoge Raad. Tevergeefs. Begin december heeft de Hoge Raad het beroep eveneens ongegrond verklaard.

Na twee jaar procederen is de balans als volgt: bovenop de  uitgegeven 6 euro parkeergeld, moet de man de boete van in totaal 58 euro voldoen en is hij griffiekosten van 122 euro kwijt. Totale schade: 186 euro.

(En dan hebben we het niet over de maatschappelijke kosten van de tijd die rechters aan deze principekwestie hebben besteed.)

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl