ANALYSE – Het Britse Bureau voor de Statistiek (ONS) publiceerde deze week een reeks belangrijke cijfers over de Britse economie. Het beeld dat daaruit naar voren komt is in één woord: zorgelijk.
Dinsdag meldde de het statistiekbureau dat de Britse inflatie in oktober opnieuw 3 procent bedroeg, de hoogste stand in vijf jaar. Het cijfer was niet hoger dan in de voorgaande maand, maar het blijft een heel procentpunt boven het officiële regeringsdoel voor de inflatie. Analisten verwachten dat de inflatie nog verder stijgt voor het eind van het jaar.
Met hoge inflatie valt voor de gewone Brit nog te leven, als de lonen net zo hard stijgen. Maar dat is helaas niet het geval. Uit cijfers die woensdag zijn vrijgegeven blijkt dat het nominale loon met 2,2 procent is gestegen in de afgelopen periode. Dat betekent dat de koopkracht van Britse burgers daalt, terwijl dat in een gezond economisch klimaat juist niet het geval zou moeten zijn.
Britten besteden minder
De vertraging van de consumentenbestedingen en huishouduitgaven wordt door de meeste deskundigen gezien als hoofdoorzaak van het feit dat het nationaal inkomen van Groot-Brittannië langzamer groeit, vergeleken met vrijwel alle belangrijke economieën.
De omvang van die vertraging van de consumentenbestedingen werd donderdag nog eens pijnlijk duidelijk. Wat bleek? Het volume van de detailhandelsverkopen daalde in oktober vergeleken met dezelfde maand een jaar geleden. Analist Ian Gilmartin van Barclays Corporate Banking stelde dat dit de “eerste dip in de cijfers van jaar-op-jaar is in lange tijd. De laatste keer dat er een daling optrad van jaar-op-jaar was in september 2013.”
De winkelverkopen vormen ongeveer een derde van de totale consumentenbestedingen en zijn een goede indicatie van hoe mensen zich voelen over hun financiële situatie. Econoom Samuel Tombs van adviesbureau Pantheon stelt dat de recente cijfers laten zien dat de Britse consument behoedzaam is.
Dus de inflatie is hoog, de lonen groeien niet hard genoeg en Britten kopen minder in de winkel. Maar hoe gaat het met de werkgelegenheid - de belangrijkste troef van het Britse economische herstel na de financiële crisis?
Werkgelegenheid stagneert
Nadat de werkloosheid jarenlang daalde, lijkt er een kentering te komen op de Britse arbeidsmarkt. Uit cijfers van woensdag blijkt weliswaar dat er 59.000 minder werklozen zijn (mensen die recent actief zochten naar een baan), maar voor het eerst in lange tijd zijn er ook minder mensen aan het werk: te weten 14.000 minder tussen juli en september.
"Na twee jaar van bijna onafgebroken groei is de werkgelegenheid in het afgelopen kwartaal iets afgenomen", zegt ONS-statisticus Matt Hughes.
Dit lijkt geen incident te zijn, zei econoom Tombs woensdag. Hij stelt dat "de stagnatie van het aantal vacatures aangeeft dat de groei van de werkgelegenheid de komende maanden onder druk zal staan."
Ook iets positiefs te melden?
Om eerlijk te zijn: woensdag bleek ook dat de gemiddelde productie per uur in Groot-Brittannië is toegenomen, een belangrijke maatstaf voor de arbeidsproductiviteit. De uurproductie groeide volgens het Britse statistiekbureau sinds 2011 niet meer zo snel.
Philip Wales van het Britse statistiekbureau maande wel tot voorzichtigheid ten aanzien van de cijfers van woensdag. Wales zei dat "het beeld op middellange termijn productiviteitsgroei laat zien, maar op een veel lager tempo dan voor de financiële crisis."
Ook Ben Broadbent, die bij de Bank of England verantwoordelijk is voor het monetaire beleid, plaatste een kanttekening door te zeggen dat het "niet onwaarschijnlijk" is dat Brexit zal leiden tot een "flinke stap achteruit" wat betreft de Britse arbeidsproductiviteit.
"We zagen een flinke terugval van de productiviteitsgroei na de financiële crisis. En ik denk dat er bij Brexit ook dingen kunnen gebeuren (...) die potentieel dezelfde gevolgen hebben", zegt Broadbent. Hij voegde daaraan toe dat de vertraging van de productiviteitsgroei "pijnlijk lang" duurde.
Dus zelfs dat ene glimpje hoop voor de Britse economie is niet écht positief.
Britse groei vertraagt
Alle negatieve ontwikkelingen zorgen er samen voor dat de groei van de Britse economie verder vertraagt. De Britse groei zal de komende jaren lager zijn dan in vrijwel elk ander belangrijk Europees land, blijkt uit ramingen die de Europese Commissie vorige week naar buiten bracht.
Volgens de Commissie is de Britse groei in 2019 teruggevallen naar 1,1 procent, langzamer dan in Italië, Spanje en Griekenland.
Hier is de bijbehorende grafiek:
"De laatste ramingen van de Europese Commissie zijn niet echt prettig leesvoer voor de Britse beleidsmakers, omdat ze een aanhoudende groeivertraging van het nationaal inkomen laten zien", zegt de Britse topeconoom Peter Dixon van de Commerzbank.
De groei is volgens de Commissie als beduidend teruggevallen. Aan het eind van dit jaar zal de groei waarschijnlijk op 1,4 of 1,5 procent liggen. Dat zal alleen maar minder worden in 2018 en 2019, als de onzekerheden rond Brexit verder opspelen.
"Gelet op de voortgaande onderhandelingen over de voorwaarden waaronder Groot-Brittannië zicht terugtrekt uit de EU, zijn de ramingen gebaseerd op de puur technische aanname dat de handelsrelatie tussen de EU van 27 landen en de Britten gelijk blijft. Die aanname is alleen bedoeld om voorspellingen te kunnen doen en staat los van de gesprekken die gaande zijn over het artikel 50-proces", staat er in de toelichting van de Europese Commissie op de ramingen.
"Met die aanname blijft de groei van het nationaal inkomen nog altijd steken op 1,1 procent. Er wordt in 2019 een lagere inflatie voor consumentengoederen verwacht waardoor de consumentenbestedingen op peil kunnen blijven, maar dat wordt deels teniet gedaan door een kleine stijging van de spaartegoeden van huishoudens."
Brexit doet nu al pijn
Er waren al problemen met de Britse economie vóór het Brexit-referendum van 2016. De productiviteit is bijvoorbeeld niet zomaar gestagneerd.
Maar op dit moment is Brexit zo'n beetje het enige dat echt invloed heeft, als het gaat om investeringsbeslissingen van bedrijven. Het is inmiddels onmogelijk geworden de negatieve impact te ontkennen die dit heeft op de economische vooruitzichten van de gewone Britten en het land als geheel.