ANALYSE – De meeste pensioenen zullen in 2018 wederom tegenvallen. Met dank aan de rekenrente. Wat is dat toch voor een ding?
Eind vorig jaar maakten het pensioenfonden ABP en PFZW (het vroegere PGGM), ’s lands grootste pensioenfondsen, bekend de pensioenen in 2018 wederom niet te indexeren. Dat wil zeggen: pensioenen stijgen niet mee met de lonen of de inflatie. Voor gepensioeerden en werknemers die nog pensioen opbouwen, betekent dit dat pensioenen niet waardevast blijven.
Sinds het uitbreken van de crisis in 2008 nam de koopkracht van zowel pensioenuitkeringen als pensioenen die nog worden opgebouwd met 10 tot 15 procent af. Hoewel de beurskoersen sinds 2009 bijna elk jaar bovengemiddeld stegen, kwamen pensioenfondsen in de problemen. De voornaamste oorzaak was telkens de rekenrente. Waarom is die rekenrente zo belangrijk?
1. Wat is de rekenrente nu precies?
De rekenrente is het rendement waarmee pensioenfondsen van de toezichthouder DNB moeten rekenen. Dus als de voorgeschreven rekenrente 4 procent is, moeten de fondsen doen alsof ze de komende jaren gemiddeld 4 procent rendement op hun beleggingen boeken.
Voorbeeld: stel dat iemand 20 jaar lang een pensioen heeft toegezegd gekregen van 10.000 euro per jaar. Bij een rekenrente van 4 procent moet daarvoor een kleine 140.000 in kas worden aangehouden. Elk jaar wordt er 10.000 als pensioen uitgekeerd en de rest groeit elk jaar met 4 procent. Na 20 jaar is het pensioenvermogen op.
Maar als de rekenrente 2 procent is, is voor eenzelfde pensioen een pensioenpot van 165.000 euro nodig. Dat is bijna een vijfde meer. En bij een rekenrente van 0 procent is precies 200.000 aan pensioenvermogen nodig. Bijna anderhalf keer zo veel als bij 4 procent rekenrente.
2. Waarom mag niet worden uitgegaan van het werkelijk geboekte, veel hogere rendement?
Omdat niemand de toekomst kan voorspellen. Pensioenen die worden uitgekeerd door pensioenfondsen zijn min of meer – met een wettelijke zekerheid van 97,5 procent - gegarandeerd. Daarom moet worden uitgegaan van het rendement dat in elk geval kan worden geboekt. En dat is de risicovrije rente, ofwel het rendement op solide staatsobligaties zoals die van Nederland.
Dat de meeste Nederlandse pensioenfondsen in werkelijkheid over een reeks van jaren een rendement van 6 en 7 procent boeken, doet daar niets aan af. Als zij dit rendement mochten gebruiken om hun sommetjes mee te maken, zag de toekomst er zonnig uit voor gepensioneerd Nederland. Maar dan zouden de pensioenen wel alle kanten op schieten: veel pensioen in goede jaren, weinig pensioen in slechte jaren.
De afgelopen jaren waren hele goede aandelenjaren, maar niemand weet of dat ook de komende jaren zo is. Veel analisten denken dat aandelen de komende jaren veel minder zullen opleveren dan de afgelopen jaren het geval was. Wat wel redelijk voorspelbaar is, is dat de staat der Nederlanden haar rente zal blijven betalen.
3. Dus als de rente lange tijd laag blijft, blijven ook de pensioenen laag?
Ja, tenzij we het stelsel veranderen en niet langer uitgaan van een gegarandeerde hoogte van de pensioenen. Want die garantie maakt onze pensioenen juist zo duur.
Wie met een beschikbare premieregeling een pensioen opbouwt heeft geen idee hoeveel pensioen er aan het eind van de rit in de pensioenpot zit. Maar in ruil daarvoor mag wel meer risico worden genomen, met een kans op een veel hoger pensioen – en op een veel kariger oude dag.
Wie zekerheid wil, moet daarvoor betalen, want je kunt niet van twee walletjes eten: wel een zeker pensioen, maar je niet overleveren aan de – momenteel lage - marktrente.
Paul van der Kwast is onafhankelijk financieel planner en verdient geen geld aan de verkoop van financiële producten. Voor Business Insider volgt hij de pensioenontwikkelingen op de voet.