Banken die geld aantrekken van spaarders en dat weer uitlenen hebben de afgelopen jaren hogere en meer stabiele winsten geboekt dan banken die vooral afhankelijk zijn van de markten en van eigen handelstransacties.

Dat stelt de Bank voor Internationale Betrekkingen (BIS) in zijn zondag gepubliceerde kwartaalbericht.

De BIS onderzocht 222 commerciële banken uit 34 landen die voor hun financiering vooral afhankelijk zijn van door klanten ingelegd spaargeld (retail), van financiering via obligaties en leningen van andere banken (wholesale) of van eigen handel en beleggingen (investment banks).

De eerste categorie was tussen 2005 en 2013 bijna elk jaar het meest winstgevend, terwijl de resultaten van de zakenbanken alle kanten opschoten.

De banken haalden in de onderzochte periode gemiddeld een rendement op hun vermogen van 10 procent. Bij de traditionele banken kwam het rendement uit op 12,5 procent, terwijl de categorie wholesale op 8,1 procent bleef steken en de zakenbanken niet verder kwamen dan 5,8 procent.

Hogere lonen bij zakenbanken?

De BIS wees er verder op dat de kosten van zakenbanken de afgelopen jaren veel hoger waren dan die van de andere banken, ondanks de lagere winstgevendheid. Die hogere kosten kunnen een weerspiegeling zijn van de hogere lonen die de zakenbanken betalen.

Hoewel er meer onderzoek nodig is, lijken de hoge kosten er volgens de BIS op te wijzen dat managers van de zakenbanken onevenredig worden beloond.

Sinds de crisis is het wholesale-model uit de gratie geraakt. Degelijke banken komen nu vooral nog in Europa voor. Tegelijkertijd groeide het aantal retailbanken.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl