In de jacht op een huis zijn we bereid steeds meer te betalen. Twintigduizend euro overbieden om er zeker van te zijn dat je je droomhuis kunt kopen? Dat is op veel plekken zowel binnen als buiten de Randstad niet meer dan normaal.
Ruim een kwart van de kopers betaalt de vraagprijs of meer, blijkt uit cijfers van Calcasa.
Het onderzoeksbureau vergeleek de cijfers van dit jaar met die van de vorige piek rond 2007-2008. Tien jaar geleden betaalde ‘maar’ 9 procent van de huizenkopers op z’n minst de vraagprijs.
Waren het in 2007-2008 vooral huizen in Amsterdam en Utrecht die boven de vraagprijs werden verkocht, inmiddels is dit een wijdverbreid fenomeen. In Amsterdam wordt in 79 procent van de gevallen de vraagprijs of erboven geboden, maar ook in Almere is dit al bij 62 procent van de transacties het geval.
Ook in steden als Groningen, Haarlem, Amstelveen, Zaanstad, Amersfoort en Leiden werden huizen vaker op of boven de vraagprijs verkocht.
Huizen rond Amsterdam stijgen hard in prijs
Snelle beslissers hebben baat bij hun keuze, aangezien de huisprijzen ook flink stijgen. Als een olievlek lijken de prijsstijgingen zich uit te breiden. De stijging begon in Amsterdam en Utrecht, gevolgd door Rotterdam, Groningen, Den Haag, Breda, Eindhoven, Enschede, Arnhem en Nijmegen. Nu volgen de gemeenten rondom deze steden.
Onderstaande kaart zet de prijsverandering jaar-op-jaar van het huidige kwartaal af tegen die van tien jaar geleden. Een prijsstijging van meer dan 6 procent is tegenwoordig een stuk normaler dan in 2007.
Tijdens het dieptepunt van de kredietcrisis lag het jaarlijks aantal transacties nog op 123.000 woningen. In het tweede kwartaal van 2017 werd een recordaantal van 276.000 bereikt. Tegelijkertijd is het woningaanbod gedaald van 270.000 huizen in 2013, naar 152.000 eind juni. Daardoor is er schaarste op de woningmarkt in veel gemeenten ontstaan.