Op de site staat sinds deze week een lijstje van de vijf landen – Cuba, Iran,
Noord-Korea, Soedan, Syrië – die door de Amerikaanse regering zijn aangeduid
als "staten die het terrorisme sponsoren". Klik je op die landen
dan verschijnt een lijst met enkele tientallen bedrijven die een of meer van
deze landen in hun jaarverslag noemen. Het gaat vooral om niet-Amerikaanse
bedrijven waaronder dus ABN Amro, ING Groep, Unilever en Shell.

ABN Amro noemt Iran in zijn jaarverslag, ING Groep Cuba, Iran en Syrië.
Unilever noemt Cuba, Iran, Soedan en Syrië, Shell Iran, Soedan en Syrië.

ABN Amro wil geen commentaar geven op de vermeldingen. Het bankconcern wil
slechts kwijt dat het een kleine groep klanten in Iran bedient en dat het
zich aan alle internationale regels en verdragen houdt. De betrokken klanten
komen niet voor op de internationale zwarte lijsten van mensen die in
verband worden gebracht met terrorisme.

ING laat weten dat het om informatie gaat die het bedrijf zelf naar buiten
heeft gebracht. "In ons jaarverslag staat dat wij in beperkte mate
actief zijn in Cuba, Iran en Syrië," licht een woordvoerder toe. "Dat
dat nu op die site staat, daar staan we neutraal tegenover. Wij monitoren
continu of we ons aan alle geldende wet- en regelgeving houden."

Shell laat in een reactie weten niet warm of koud te worden van de lijst. "Wij
doen zaken met overheden of bedrijven niet met terroristen," aldus een
woordvoerder. "Dat wij zaken doen in deze drie landen is openbare
informatie. Dat doen wij al jaren. Wij doen zaken in 140 landen."

Volgens de Britse zakenkrant Financial Times zijn diverse
bedrijven wel degelijk woedend over hun plaats op de lijst. Ze noemen deze
suggestief. Todd Malan, voorzitter van een belangenvereniging voor
buitenlandse bedrijven met een Amerikaanse beursnotering vertelt in de krant
dat zijn telefoon sinds de publicatie onophoudelijk gaat.

De SEC zegt dat een plaats op de lijst niet betekent dat een bedrijf direct of
indirect terrorisme ondersteunt. De organisatie wil slechts investeerders
informeren over de zakelijke belangen die bedrijven hebben in landen die de
VS heeft bestempeld als "state sponsors of terrorism".

ABN Amro weet als geen ander hoe gevoelig dit soort zaken liggen. De
bank werd al eens door een Amerikaanse toezichthouder op de vingers getikt
vanwege transacties die tussen 1997 en 2004 plaatshadden. Het ging om
transacties tussen partijen in Libië en Iran die via New York liepen en
ongeoorloofde transacties van medewerkers van ABN Amro in Dubai. Eind 2005
werd daarom al een boete betaald van 80 miljoen dollar. Toen dat bekend
werd, leverden bestuursvoorzitter Rijkman Groenink en financieel directeur
Tom de Swaan een deel van hun bonus over 2005 in. De bank werd ook
opgedragen vooraf toestemming te vragen voor overnames in de VS.

Bij de bekendmaking van de cijfers over het eerste kwartaal van 2007 maakte
ABN Amro bekend een voorziening te hebben genomen van 365 miljoen dollar
naar aanleiding van het strafrechtelijke onderzoek naar de transacties.
Volgens de bank moet dit voldoende zijn om aan eventuele consequenties te
voldoen. Vanwege ovenameperikelen wil de bank definitief een punt zetten
achter de zaak.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl