Is Nederland echt zwakker dan bijvoorbeeld Duitsland, zoals kredietbeoordelaar Standard & Poors suggereert? Op de lange termijn valt het, in ieder geval met de pensioenen, nog wel mee.

Een domper voor minister Jeroen Dijsselbloem van Financiën. Kredietbeoordelaar Standard & Poors nam Nederland vrijdag de hoogste AAA-rating af. Binnen de eurozone verdienen alleen Duitsland en Luxemburg volgens S&P nog het predicaat super degelijk.

Kijk je naar de korte termijn, dan valt daar wel wat voor te zeggen. S&P merkt terecht op dat de Nederlandse economie sinds 2008 op halve kracht werkt. Mede door het knappen van de zeepbel op de huizenmarkt, waardoor grote groepen consumenten vooral bezig zijn met het afbouwen van schulden, is de economische groei al jaren ondermaats.

Zie daarvoor ook deze illustratieve grafiek van Arne Petimezas.

Waar de Europese Commissie voor 2014 in Duitsland een solide groei van 1,7 procent voorziet en Luxemburg naar verwachting met 1,8 procent groeit, blijft Nederland achter met een plusje van niet meer dan 0,2 procent.

De trage economische groei – S&P denkt dat het Nederlandse bruto binnenlands product pas in 2017 weer hoger zal zijn dan in 2008 – zorgt ervoor dat de overheidsschuld afgezet tegen de omvang van de economie voorlopig hoog blijft. Voor 2015 rekent Brussel op een percentage van 76,9 procent, ruim vijf procentpunt meer dan in 2012.

Pensioenen: Nederland tegen Duitsland

Geen fraaie ontwikkeling. Maar voor wie genoeg heeft van al te veel gesomber, biedt een blik op onderstaande grafiek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) wellicht hoop. Die gaat over de pensioensituatie in vergrijzende, westerse landen.

De OESO maakte een onderverdeling van het inkomen van 65-plussers naar bron: wat komt er van de staat (AOW), hoeveel halen ouderen nog uit werk en hoeveel uit vermogen (pensioen werkgever en eigen bezittingen).

Op dit punt is de uitgangssituatie van Nederland vergeleken met andere landen helemaal niet zo slecht. En dat is niet onbelangrijk voor de gezondheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn.

Nederland heeft een redelijk evenwichtige verdeling: ongeveer 45 procent van het inkomen van 65-plussers komt gemiddeld uit de AOW, 10 procent komt uit werk en nog eens 45 procent uit het werkgeverspensioen en eigen vermogen.

Het valt wel mee met de pensioenen

Natuurlijk is er veel te doen over pensioenfondsen die moeten korten op aanspraken, omdat ze met een dekkingsprobleem kampen. In de toekomst zal dus een iets groter percentage van het inkomen van 65-plussers uit werk komen, gelet op de verhoging van de pensioenleeftijd. Maar vergeleken met andere landen is dit allemaal redelijk te overzien.

Want in Duitsland komt bijvoorbeeld gemiddeld bijna 70 procent van het inkomen van 65-plussers uit het staatspensioen, becijferde de OESO. Zo’n 17 procent komt uit vermogen, onder meer van werkgeverspensioenen. En 13 procent uit looninkomsten. Duitsers hebben door de bank genomen dus veel minder pensioen opgebouwd via werkgevers. Tegelijk vormt de vergrijzing in Duitsland een veel grotere uitdaging voor de staatskas, die de pensioenen nu grotendeels financiert.

Misschien iets voor Standard & Poors om ook nog eens kritisch naar te kijken.

Lees ook

Waarom de recessie onze eigen schuld is

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl