De Nederlandse overheidsschuld is voor het eerst sinds 2008 onder de 50 procent van het bruto binnenlands product (bbp) gezakt.
Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dinsdag.
De schuld als percentage van bbp komt na de eerste negen maanden van het jaar uit op 49,3 procent, oftewel 395 miljard euro. Dat is 11 miljard euro minder dan eind 2018 en betekent een daling van 3,1 procentpunt.
Nederland doet het wat de staatsschuld betreft keurig vergeleken met andere Europese landen. De gemiddelde overheidsschuld van landen in de eurozone lag halverwege het jaar nog altijd hoger dan voor de crisis eind 2007, aldus het CBS.
Slechts zeven van de negentien landen binnen de eurozone voldeden halverwege 2019 aan de Europese schuldnorm van maximaal 60 procent van het bruto binnenlands product.
In die lijst stond Nederland op plek vijf met een percentage van 50,9 procent. De totale schuldquote van de eurozone lag aan het eind van het tweede kwartaal op 86,4 procent van het bbp, wat neerkomt op een bedrag van 10.035 miljard euro. Om de schuld in de eurozone nu te laten voldoen aan de Europese schuldnorm zou deze met bijna 3.100 miljard euro moeten worden teruggebracht.
Kredietcrisis hakte erin
In de nasleep van de kredietcrisis stegen de overheidsschulden in Europese landen. In 2014 bereikte de schuld van de eurozone de hoogste stand. De schuldquote piekte destijds op 92,8 procent van het bbp.
Met 180,2 procent van het bbp heeft Griekenland momenteel de hoogste schuldquote van de eurozone. Ook België en Spanje kennen een relatief hoge schuld.
Grote economieën als In Italië en Frankrijk zagen de schulden dit jaar verder oplopen. Estland heeft met 9,3 procent van het bbp de laagste schuldquote van de eurolanden.
Het CBS meldde verder dat de Nederlandse overheid een behoorlijk overschot heeft van bijna 14 miljard euro in de eerste negen maanden van het haar. Het begrotingsoverschot van de Staat kwam daarmee op jaarbasis uit op 1,7 procent van het bbp.
Het gerealiseerde overschot in de eerste drie kwartalen van 2019 is ruim 3 miljard euro hoger dan het overschot over heel 2018. De miljoenennota gaat uit van een overschot van 10,4 miljard euro voor heel dit jaar, oftewel 1,3 procent van het bbp. Van een begrotingsoverschot is sprake als de overheidsinkomsten groter zijn dan de overheidsuitgaven.
Nederland voldoet ruimschoots aan de Europese eisen, waarbij het begrotingstekort niet groter mag zijn dan 3 procent van het bbp en de staatsschuld maximaal 60 procent van het bbp mag bedragen.