Nederland staat na de Brexit op het punt het nieuwe Europese centrum te worden voor financiële handelsplatformen. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) staat daardoor voor een flinke uitbreiding van haar werklast, zo voorspelt de toezichthouder zelf.
Waar banken na het vertrek van de Britten uit de EU vooral naar Parijs en Frankfurt uitwijken voor hun Europese activiteiten, strijken grote handelsplatformen, die zich onder meer bezighouden met obligaties en effecten, het liefste in Amsterdam neer. Dat merkt ook de AFM, die op dit moment met 150 partijen gesprekken voert over een Nederlandse vergunning.
Op basis van die gesprekken verwacht de toezichthouder dat na de Brexit tussen de 30 en 40 procent van de Europese handel in financiële instrumenten in Nederland zal plaatsvinden. In het geval van obligatiehandel gaat het mogelijk om 95 procent.
Concreet betekent dit dat alleen het handelsvolume in aandelen waarop wordt toegezien al zal stijgen naar meer dan 10 miljard, terwijl dat nu nog minder dan 3 miljard is. De AFM verwacht ook vaker in te moeten grijpen bij verdachte koersveranderingen, zogeheten handelsonderbrekingen. “Dat worden er drie à vier per dag. Nu doen we dat gemiddeld één keer per maand”, aldus AFM-voorzitter Merel van Vroonhoven.
Vacatures
Vanwege de veranderingen is veel nieuw personeel nodig, maar de AFM wil geen precieze aantallen geven. “Er staan nog de nodige vacatures uit. We zijn nu vooral bezig met vergunningaanvragen”, zegt Sander van Leijenhorst, projectleider voor brexitzaken bij de toezichthouder. “We denken wel dat we op tijd klaar zijn.” Naast mensen zijn er ook veel investeringen in IT-systemen nodig.
De AFM waarschuwt in een nieuw rapport ook voor nadelige gevolgen van de Brexit op Europees toezicht. Landen kunnen elkaar gaan beconcurreren om een zo aantrekkelijk mogelijke vestigingsplaats te zijn voor deze bedrijven. Volgens de AFM ontstaat daarbij het gevaar dat ze elkaar ook aftroeven met soepel toezicht, waardoor het gevaar op de loer ligt dat marktwaakhonden tandeloos worden.