Altijd spannend als je thuis komt van vakantie: je portemonnee omkeren.
Misschien tref je bij het kleingeld wel een dubbeltje uit Monaco aan. Of
stuit je op een bijzondere twee-euromunt uit Luxemburg, waarop de hoofden
van twee groothertogen prijken.
Wie denkt zo’n munt voor veel geld op Marktplaats te kunnen verpatsen,
wacht een koude douche. Zodra een munt in iemands portemonnee verdwijnt,
keldert de waarde. Munthuizen bedienen namelijk twee markten: die van
verzamelaars en die van het grote publiek dat het geld gebruikt om de
boodschappen mee af te rekenen. Deze markten zijn strikt gescheiden.
Elk jaar bepalen individuele lidstaten hoeveel exemplaren van een bepaalde
munt moeten worden geslagen. Dat kan per jaar sterk verschillen. Zo rolden
bij de Koninklijke Nederlandse Munt vorig jaar maar liefst 6,3 miljoen
twee-euromunten van de band. Het jaar ervoor bleef dat beperkt tot 100.000
exemplaren.
Zo’n munt uit 2006 is dus veel zeldzamer –en dus kostbaarder- dan
hetzelfde exemplaar een jaar later. Tref je een Duits muntstuk van 50 cent
uit 2003 aan? Dan kun je daar 4 euro voor vangen. Dat jaar is de munt
namelijk louter voor verzamelaars gemaakt, in een beperkte oplage.
Al voor de munt in de emmer rolt staat de toekomstige waarde vast. Sommige
exemplaren verdwijnen rechtstreeks richting munthandel, terwijl andere de
roulatie in gaan. Munthuizen maken zelfs speciale munten die louter voor
fijnproevers zijn bedoeld.
Denk hierbij aan zogeheten ‘proof’-munten, die een beperkte oplage worden
gefabriceerd. Dit zijn gewone euromunten, die alleen op een heel speciale
manier worden vervaardigd: ze worden geslagen op gepolijstje muntplaatjes
met gepolijste stempels. Deze munten zijn erg kwetsbaar: even er met een
zakdoek overheen wrijven kan de munt blijvend beschadigen. Ze worden dan ook
handmatig gecontroleerd voor ze de verkoop in gaan.
Euromunten uit Vaticaanstad zijn zelfs helemaal niet voor circulatie
bedoeld. Hoop je op vakantie in Italië een dubbeltje uit Vaticaanstad te
bemachtigen? Droom rustig verder, want deze munten worden louter voor
verzamelaars gemaakt.
Ook de Franse en Belgische euromunten die voor de invoering van de euro zijn
gemaakt –van 1999 tot en met 2001- zul je niet snel aantreffen. Deze zijn
nooit in roulatie gebracht en werden destijds alleen in sets aangeboden, in
een kleine oplage.
En wel voor de hoofdprijs: volgens Jaco de Ruiter van munt- en
papiergeldhandelaar De Ruiter in Klaaswaal gaan deze voor een slordige
tweehonderd euro over de toonbank. Om een idee te hebben van de
waardestijging: de werkelijke waarde van zo’n muntset staat gelijk aan een
pakje sigaretten.
Wie trouwens denkt met zijn ongeopende set euromunten, die elke
Nederlander destijds van minister Zalm cadeau kreeg, flink te kunnen cashen,
hoeft zich weinig illusies te maken. Heel veel landgenoten hebben de set om
dezelfde reden achtergehouden, waardoor je de set nauwelijks kunt slijten.
Soms worden munten geslagen voor een speciale gelegenheid. Hiervan bestaan
twee categorieën. Allereerst zijn er herdenkingsmunten van twee euro,
waarvan elk euroland er hooguit eenmaal per jaar een mag slaan; bijvoorbeeld
de munt ter herinnering aan het verdrag van Rome, uit 2007. Met deze munten
kun je in heel Europa betalen. De kans dat je ze in handen krijgt is dus
reëel. Deze munten zijn echter alleen wat waard zolang ze nooit in
circulatie zijn gegaan.
De tweede soort betreft verzamelaarsmunten: speciale vijf- en
tien-euromunten die alleen in het land van herkomst een wettig betaalmiddel
vormen. Van deze munten worden in ons land ook zilveren (vijfjes) en gouden
(tientjes) exemplaren geslagen. Of die laatste munten in waarde stijgen
hangt af van de oplage en de vraag.
Het gouden Australië-tientje, ter herinnering aan de hechte relatie tussen
Nederland en Australië, werd in 2006 verkocht voor 155 euro en gaat nu voor
565 euro van de hand, een ruime verdriedubbeling van de prijs.
Een soortgelijke munt van Michiel de Ruyter uit 2007 is daarentegen ‘slechts’
vijftig procent in waarde gestegen. Van deze munt werden er tweemaal zoveel
(7.000) uitgegeven. Je moet dus gezegend zijn met een gezonde dosis geluk en
intuïtie voor je zo’n munt aanschaft.
Betekent dit alles nu dat je je geen enkele verrassing in je
portemonnee kunt aantreffen? Welnee. Je kunt geluk hebben. Iemand kan de
waarde van een erfenis verkeerd inschatten en een verzamelaarsmunt in de
roulatie brengen. Bovendien brengen sommige dwergstaatjes toch mondjesmaat
euromunten uit voor de circulatie.
Het kan zomaar voorkomen dat je een dubbeltje uit Monaco aantreft. Hiervan
zijn er tijdens de invoering van de euro 300.000 geslagen. Verkoop je die op
internet, dan kun je daarvoor 8 euro krijgen. Maar ook dan levert de
ongecirculeerde munt meer op: 25 euro.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl