- Automobilisten en fietsers gebruiken vaker hun mobiel tijdens het rijden. En het aantal verkeersongelukken neemt toe.
- De gedachte is dan al gauw: één en één is twee.
- Het blijkt echter erg lastig om hard vast te stellen dat gebruik van mobieltjes de oorzaak is van de stijging van het aantal verkeersongelukken.
- Lees ook: Snelheidlimiet van 30 km per uur in bebouwde kom: dat werkt alleen als het ‘geloofwaardig’ is
Het lijkt zo logisch: meer afleiding in het verkeer door gebruik van mobieltjes leidt tot meer verkeersongelukken. Toch lijkt daar nog niet echt hard bewijs voor te zijn.
Dat het telefoongebruik in het verkeer toeneemt, is duidelijk vastgesteld door onderzoek van het wetenschappelijk instituut voor verkeersveiligheidsonderzoek, SWOV. Tegelijkertijd is ook er sprake van een toenemend aantal verkeersongevallen. Maar een direct verband tussen de stijging van het aantal verkeersongevallen en het gebruik van mobieltjes in de auto of op de fiets, is niet zo makkelijk aan te tonen.
Op zich zou je denken dat de data die op mobiele telefoons worden opgeslagen, veel aanknopingspunten bieden. De data van een mobieltje zouden toch moeten kunnen laten zien dat een autobestuurder inderdaad aan het Whatsappen was toen hij of zij iemand van de fiets reed? Of andersom, het moet toch ook te bewijzen zijn dat een fietser naar de telefoon aan het staren was en daardoor een auto te laat opmerkte.
Om maar gelijk met de deur in huis te vallen: de mobiele telefoon van zowel dader als slachtoffer kan inderdaad als bewijslast fungeren. De politie controleert hier namelijk veelvuldig op. Maar dit wordt lang niet bij alle verkeersongevallen uitvoerig gedaan, blijkt uit navraag van Business Insider Nederland bij de Nederlandse Politie.
Als dienders vermoeden dat er telefoongebruik in het spel is geweest, kunnen ze bij de betrokkenen vragen of ze de mobieltjes mogen inzien. Hierbij mag de politieagent kijken naar bijvoorbeeld de tijden van de laatste telefoongesprekken en de verzonden berichten, maar ook naar agenda-afspraken.
Als de betrokkenen weigeren mee te werken, moet er via de officier van justitie toestemming gevraagd worden om de telefoons te vorderen voor verder onderzoek. En daar komt nog een beperkende factor bij, want er wordt alleen bij de officier van justitie aangeklopt als het ongeval van zwaardere aard is (bijvoorbeeld: verkeersmisdrijven zoals omschreven in de artikelen 6 en 5a van de wegenverkeerswet).
Data uit een telefoon wordt gebruikt voor onderzoek naar verkeersongevallen
Mocht de politie overgaan tot een diepgaander onderzoek van mobiele telefoons, dan wordt er gekeken naar een reeks van zaken.
- actieve gesprekken
- actief app- of berichtenverkeer
- gebruik van YouTube of muziekapps vlak voor of tijdens een aanrijding
- een navigatieapp met snelheidsregistratie die aangeeft welke snelheid werd gereden vlak voor of tijdens een aanrijding
- loggegevens van de telefoon: werd het scherm aangeraakt vlak voor of tijdens een aanrijding
- locatiegegevens van de telefoon die een gemiddelde snelheid, locatie of gereden route geven
- filmpjes gemaakt door de betrokkene waarin hij zijn/haar eigen rijgedrag filmt (social media).
Kortom, de dataschat die een telefoon bevat, kan ook daadwerkelijk gebruikt worden in het onderzoek naar de toedracht van een verkeersongeval.
De politie geeft ook aan dat de gevonden data in veel gevallen hebben bijgedragen aan de bewijsvoering in meerdere zaken. Details kunnen daarbij niet worden gegeven. De politie draagt de bewijzen namelijk over aan de officier van justitie, waarna men geen zicht meer heeft op wat ermee gedaan wordt.
Dat hier ook nog uitdagingen liggen, blijkt uit voorbeelden van zaken die in het verleden zijn voorgekomen. Zo werd in 2017 mobiel gebruik aangetoond rond een dodelijk ongeval, maar werd het niet als bewijs gezien. Er kon alleen aangetoond worden dat de autobestuurder in kwestie tientallen seconden voordat ze het ongeval via 112 meldde, de telefoon had gebruikt om berichtjes te verzenden.
Volgens de rechter zat er te veel tijd tussen de melding en het gebruik van de smartphone om definitief te bevestigen dat de autobestuurder daardoor voldoende afgeleid was.
Het euvel ligt dus vooral bij het vaststellen van het gebruik van de mobiele telefoon op het moment dat het ongeval daadwerkelijk plaatsvindt. Achteraf is dit moeilijk na te gaan, en ten tijde van een aanrijding is het wel heel onwaarschijnlijk dat een dienstdoende agent toevallig in de buurt waarneemt dat de dader inderdaad was afgeleid door zijn of haar mobiel.
Ook speciale camera’s die mobiel gebruik moeten vaststellen, zijn maar op een beperkt aantal locaties te vinden.
Kunnen telefoonfabrikanten meer doen met data van mobieltjes bij verkeersongevallen?
Nu zou je kunnen stellen dat ook de telefoonfabrikanten een belangrijke rol in deze kwestie spelen. Zij verzamelen immers niet alleen data van mobieltjes, maar hebben tot op zekere hoogte ook toegang tot smartphones en versturen data bijvoorbeeld naar hulpdiensten als het apparaat een crashdetectie-functie heeft.
In het laatstgenoemde geval herkennen sensoren van de telefoon dat er een ongeluk plaatsvindt en worden relevante data zoals de locatie naar de hulpdiensten gestuurd. Dat blijft wel beperkt tot niet-privacy gevoelige informatie.
De privacybescherming gaat nog een stap verder, want alle data die de telefoon heeft verzameld om een crash te detecteren, worden na het ongeval direct van het apparaat gewist (tenzij de gebruiker aangeeft dat dit gebruikt mag worden om de functionaliteit van de crashdetectie-functie te verbeteren). Dat wil zeggen dat mogelijk bewijsmateriaal, zoals in de auto opgenomen audio van vlak voor de crash, verloren gaat.
Hoe zit het met de verzekering, als er mobiel gebruik meespeelt bij verkeersongeval?
Verzekeraars, die ook onderdeel zijn het proces rondom de afwikkeling van verkeersongevallen, hebben er ook baat bij om te weten of er een mobiel in het spel is geweest. Dit kan ertoe leiden dat kosten die vergoed worden aan het slachtoffer verhaald kunnen worden op de dader, afhankelijk van hoe die verzekerd is. Toch kunnen verzekeraars niets ondernemen om mobiel gebruik bij ongevallen aan te tonen.
Ook verzekeraars hebben geen inzicht op het aantal ongelukken waarbij gebruik van een smartphone een rol speelt, stelt het Verbond van Verzekeraars tegenover Business Insider. Verzekeraars zijn voor de bewijsvoering volledig afhankelijk van de politie.
De woordvoerder van het Verbond wijst wel op een ander interessant punt in het onderzoek van het SWOV uit 2021. Dat toont aan dat er een verband is tussen het gebruik van de mobiel op de fiets bij jongeren tussen de twaalf en zeventien jaar, en een sterkere neiging om mobieltjes in het verkeer te gebruiken op latere leeftijd.
Uit het onderzoek blijkt dat tieners makkelijker naar de telefoon grijpen in het verkeer, onder andere omdat ze een hogere druk voelen vanuit de sociale omgeving. Sowieso is het aandeel jongeren dat wel eens de telefoon pakt terwijl ze aan het verkeer deelnemen, vrij hoog met iets meer dan 85 procent.
Concluderend kun je dus stellen dat mobiele telefoons inderdaad heel veel van hun eigenaren weten, maar dat het in de praktijk een grote uitdaging blijft om om het gebruik ervan bij een ongeval aan te tonen. De politie doet en kan veel, maar zelfs dat blijkt niet altijd voldoende.