- Sinds 1 januari 2025 handhaaft de Belastingdienst strenger op zzp’ers die eigenlijk gezien moeten worden als werknemers.
- Bij grote ministeries van de Rijksoverheid heeft men echter nog geen idee hoe het gesteld is met het risico op schijnzelfstandigheid bij de eigen organisatie.
- Uit een rondgang van BNR blijkt dat dit nog wordt geïnventariseerd.
- Lees ook: Angst voor controles en naheffing Belastingdienst leidt tot creatieve contracten voor ex-zzp’ers
De Belastingdienst is sinds 1 januari officieel strenger geworden met de zogenoemde handhaving op schijnzelfstandigheid van zzp’ers. Tegelijk heeft de Rijksoverheid zelf nog niet heel scherp in kaart hoe het met dit probleem gesteld is bij de overheid zelf, blijkt uit een rondgang van radiozender BNR.
Als zzp’ers juridisch en fiscaal toch werknemers blijken te zijn, kunnen werkgevers boetes en naheffingen krijgen en lopen de schijnzelfstandigen zelf belastingvoordelen mis. Dit kan dus flinke gevolgen hebben voor zowel de werkgever als voor zzp’ers.
BNR vroeg de grootste ministeries of ze wisten hoeveel zzp’ers waarmee wordt samengewerkt mogelijk schijnzelfstandigen zijn. Geen van de ministeries kon die vraag beantwoorden. De ministeries hopen een inventarisatie in het eerste kwartaal van dit jaar klaar te hebben.
Controle op schijnzelfstandigheid zzp’ers
Nederland telt momenteel een recordaantal van 1,25 miljoen zzp’ers en daarvan zijn er zo’n 250.000 mogelijk ‘schijnzelfstandige’, stelden economen van ABN AMRO afgelopen maand in een analyse.
Op aandringen van de Tweede Kamer wordt de handhaving van de nieuwe regels tegen schijnzelfstandigheid van zzp’ers wel wat afgezwakt.
Werkgevers die zzp’ers inschakelen voor werk dat eigenlijk in vaste dienst moet worden gedaan, kunnen vanaf 1 januari wel een naheffing krijgen van sociale premies, maar nog geen boete, zo meldde staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen van Fiscaliteit in december aan de Tweede Kamer.
In de oorspronkelijke plannen konden werkgevers vanaf volgend jaar ook al boetes ontlopen, maar alleen als zij aantoonbaar “stappen zetten” om schijnzelfstandigheid tegen te gaan.
De Kamer drong evenwel aan op een nog “zachtere landing” voor ondernemers, die voor het eerst sinds de wet tegen schijnzelfstandigheid in 2016 van kracht werd met handhaving worden geconfronteerd.