Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CSB) en de
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Volgens de IND ligt de daling aan
een aanpassing van de wet in 2003.

In 2002 werden er nog 42.000 mensen genaturaliseerd. Dat viel in 2003 terug
naar 25.000 en in 2011 kregen er nog maar 20.460 mensen de Nederlandse
nationaliteit, zo blijkt uit de voorlopige cijfers. In 2010 was dat aantal
overigens nog iets lager, namelijk 18.400. In 1996 werden de meeste mensen
genaturaliseerd, liefst 76.000.

De daling zette in toen per 1 april 2003 de herziene Rijkswet werd ingevoerd.
Die wet stelt strengere eisen aan naturalisatie. Zo moeten aanvragers onder
meer voldoen aan 5 jaar onafgebroken verblijf en moeten ze een
inburgeringsexamen maken om Nederlander te worden.

Ook het aantal aanvragen is sinds de invoering van de wet gedaald. Sinds 2005
vragen gemiddeld per jaar ruim 25.000 mensen om een naturalisatie. Een
steeds kleiner deel van die aanvragen wordt afgewezen: in 2007 bijvoorbeeld
was dat nog 16 procent, in 2011 maar 10 procent.

Om Nederlander te worden moet iemand een verzoek indienen bij de gemeente, een
ambassade of een consulaat. Die onderzoekt of degene die Nederlander wil
worden aan een aantal voorwaarden voldoet en adviseert vervolgens de
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Die instantie beslist uiteindelijk
over de aanvraag.

Mocht het oordeel positief zijn, dan zet de koningin haar handtekening onder
het voorstel om de betreffende persoon Nederlander te laten worden. Als
diegene vervolgens uiteindelijk een naturalisatieceremonie heeft bijgewoond,
is hij of zij officieel Nederlander.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl